Stedeling
Er moet een spiegelruit zijnwaarin ik mij ophoud. Een etalagepoplaat een mensvoor zich knielen Kijkt het winkelpubliekzover van zich afdat de schaamtehaar niet omkleedt. We staarden in onze glazenwaar de liefdestil uiteenviel. Een lichaam uit het loodkocht duivenliefdedoor gul te strooien. De stad min joueen nuldie mijn ringvinger afkneep. In…