Vandaag (23 juni 2019) is de dag van de nabeschouwing: gisteren vond namelijk Stadspark Live plaats, het festival-om-de-hoek dat dit jaar voor het eerst in het Stadspark in mijn geliefde woonplaats gehouden werd.
Maanden geleden had ik er al een kaart voor gekocht vanuit de gedachte: ‘lekker dichtbij, best leuke muziek en hoogstwaarschijnlijk mooi weer’ (22 juni is de kans toch redelijk groot dat het zonnig is).
Gisteren was het inderdaad zonnig weer en de muziek (hoewel niet van alle artiesten) was meer dan leuk.
Ik stapte in om 16.00 u. (liet dus het vroegemiddagprogramma, met Daniël Lohues en Ronnie Flex, schieten), toen de mij onbekende cabaretier Alex Ploeg, die in de race schijnt te zijn voor de Neerlands Hoop-prijs, een kwartier lang zijn grappen op het publiek mocht afvuren. Geniaal was het allemaal niet, omdat Ploeg de inmiddels wel bekende benadering koos van ‘kluns moet zich redden in sociaal ongemakkelijke situatie’ en die kennen we zo langzamerhand wel. Maar als je in het zonnetje staat met een interessant muziekprogramma voor de boeg, dan wil je best even welwillend lachen.
Daarna was het tijd voor een muzikale bijdrage. Die kwam in de vorm van Tom Odell, die ik eerlijk gezegd alleen van naam kende. Op de Wikipedia-pagina over de singer-songwriter uit Chichester (Zuid-Engeland) staat dat Elton John zijn grootste inspirator is. Dat kan verklaren dat hij niet alleen qua presentatie enigszins op zijn grote voorbeeld leek (liedjes zingend achter de piano met een aparte bril op). Het kon mij maar matig bekoren.
Na Tom Odell kwam er weer een cabareteske entre’acte, in de vorm van niemand minder dan Arjen Lubach. Lubach deed een hijgerig snelle en daardoor nauwelijks verstaanbare maar wel grappige rap waarin zo’n beetje om de zin het woord ‘bitch’ voorkwam. Het begeleidende filmpje dat op schermen naast het podium werd geprojecteerd was toegespitst op de moderne tijd, met veel emojis.
Na Arjen Lubach betraden The Specials het podium. Ik kende deze ska-groep van hits als Too much too young en Ghost town, maar mijn, eh, ‘beleving’ was toch heel anders dan die van de Dagblad van het Noorden-recensent die het heeft over ‘Prachtige set met aanstekelijke en uiterst dansbare ska-songs’.
De ska-songs, zoals hun kraker Gangsters (die ze niet eens speelden! Shame on them!) of Monkey Man, zijn zeker aanstekelijk, maar dan moet zanger Terry Hall er niet uitzien alsof hij met smart wacht op zijn dagelijkse portie Prozac. Ik weet niet waar die man last van had, maar hij had de uitstraling van een pak Jozo-zout en maakte geen enkel contact met het publiek. The Specials speelden erg strak maar erg mat.
Anouk, de volgende ster die Stadspark deed schitteren, rockbitchte er lekker op los met uiterst voorspelbare maar voor zo’n festival soepel naar binnen glijdende stampmuziek. Ik kreeg haar bijdrage maar zijdelings mee, want ik stond maar liefst een uur in de rij voor…een zak patat…
Af en toe verscheen er een condensatiestreep aan de hemel als een krijtstreep die mijn vader trok, zoals hij dat tijdens zijn leraarsbestaan zo vaak had gedaan, alsof hij mij uit die andere wereld iets duidelijk wilde maken.
Omdat het 22 juni was – de langste dag was dus net geweest- citeerde ik in scherzando de regel ‘Morgen reeds zal ’t nachten langer zijn’ van onze rasoptimist Jacques Bloem tegenover boezemvriend G…J… Deze zag de humor van zulk pessimisme wel in, maar toch ging hij er even serieus op in; hoe je het ook wendde of keerde, er werd vanaf nu onmerkbaar steeds een stukje van de dagen afgeknabbeld, al zou dat de eerste weken nog niet zo zichtbaar zijn. Zo sloop er even een weemoedige toets in deze verder zeer zonnige dag waar de geest op de partystand stond.
Maar goed, terug naar de muziek. De slotact werd verzorgd door Sting, de ex-frontman en bassist van The Police die eind jaren zeventig/begin jaren tachtig triomfen vierde. Ik was eerlijk gezegd nooit zo’n fan van Sting, met zijn irritante falsetstem en zijn wat weke nummers uit zijn solocarrière.
Maar dit optreden was in één woord fantastisch. Sting oogde ontspannen en geconcentreerd, was goed bij stem en had een geweldige band meegenomen. Ik was vooral onder de indruk van drummer (van wie ik de naam niet kan achterhalen). Ik wil niet zeggen dat hij Stewart Copeland kon doen vergeten, maar hij kwam dicht in de buurt van maestro ‘Syncopeland’.
Sting opende zijn optreden met Message in a bottle en toen was de toon op een positieve manier voor de avond gezet. De wetenschap dat hij dit nummer speelde, precies veertig jaar nadat The Police dit nummer voor het eerst speelden in het Verenigd Koninkrijk, gaf deze uitvoering een aparte lading.
In verband met een geluidsvergunning, zei presentator Bert Visscher, moest Stadspark Live precies om elf uur afgelopen zijn en dat was ook zo; Sting stopte om 22.45 u. met spelen, liet zich terug ‘We want more!’-en, speelde nog twee nummers en om 22.56 u. had Bert Visscher de dag afgekondigd.
Stadspark Live was zo’n succes dat er voor volgend jaar alvast een opvolgeditie is aangekondigd. Aangezien er in oktober 2020 een expositie van The Rolling Stones is in het Groninger Museum, zou het een mooie opmaat zijn als the greatest rock & roll band in the world in het kader daarvan een slotoptreden op Stadspark Live 2020 zou verzorgen…