In de tijd terug in Hoi An

Een reçu voor het inwisselen in Hoi An van Amerikaanse dollars voor Vienamese dongs. Wat wel grappig is: onder de tekst ‘Foreign Currency Accountant’ staat ‘Signature and Meal’. ‘Handtekening en maaltijd’? Ik denk dat men bedoelt ‘Signature and seal‘…

Vandaag (21 juni 2019) bedenk ik dat het al veel te lang geleden is dat ik mijn trouwe lezertjes heb voorzien van een nieuwe digitale column. Maar liefst veertien dagen radiostilte! Dan ben je in deze razendsnelle tijden al zo’n beetje doodverklaard. Dus, vooruit, ik slinger weer een teken van leven Cyberspace in! Ik blog, dus ik besta, tenslotte!

Het is een nogal nare aanleiding, (een jonge vrouw is geëlectrocuteerd in een hostel in Hoi An) maar ik kon er niks aan doen, ik werd op deze langste dag van het jaar teruggevoerd naar de Vietnamese kustplaats die goeddeels gespaard is gebleven tijdens de burgeroorlog en die al tientallen jaren populair is bij backpackers, vanwege zijn relaxte sfeer.

Het is voor mij alweer bijna een kwart eeuw geleden dat ik in Hoi An was (ik ben op een leeftijd gekomen dat ik het met gemak kan hebben over ‘dertig jaar geleden’ en als je jezelf dat hoort zeggen, word je heen en weer geslingerd tussen ‘blij dat ik het kan ‘navertellen’ en ‘hè, ben ik al zó oud?’ Doch dit terzijde).

Zoals zovelen werd ik aangenaam getroffen door het verstilde karakter van het stadje. De hectiek die in zoveel Zuidoostaziatische steden heerst, was hier – gelukkig – ver te zoeken.

’s Avonds at ik aan de waterkant van de Thu Bon-rivier, op het terrasje van restaurant Thanh. Slierten lampjes waren in halve bogen tussen de eettafels gehangen. Af en toe hoorde ik het zachte geplas van roeispanen in het water. Om mij heen werd zachtjes maar geanimeerd gepraat. Kortom: een gemoedelijk tafereeltje. Ik zou bij thuiskomst aan mijn verblijf in Hoi An terugdenken als de ontspannendste, sereenste momenten van die vakantie.

Ik raakte op een avond aan de praat met de eigenaar van restaurant Thanh (dat overigens nog steeds blijkt te bestaan). Ik vroeg hem of hij het niet betreurde dat het betrekkelijk ongerepte Hoi An op het punt stond overlopen te worden door de toeristische horden.

Nee hoor, was zijn antwoord, hij vond dat prima. Tijdens de Vietnam-oorlog had hij nauwelijks te eten gehad en nu verdiende hij goed. Wat hem betreft mochten er nog veel meer toeristen komen.

Ik besefte dat ik gemakkelijk praten had en dat ik dacht vanuit een luxepositie. Het was decadent om te verlangen dat Hoi An gespaard bleef voor het massatoerisme. Voor deze restauranthouder was de komst van de Toerist niet minder dan de komst van de Messias, want hij had hem voorspoed gebracht.

En, bedacht ik, al die medetoeristen hebben uiteraard evenveel recht als jij om naar een mooie plek te gaan als jij, dus het is nogal egocentrisch om zo’n ‘daaldersplekje’ voor jezelf op te eisen. Maar stiekem hoop ik dat Hoi An na vierentwintig jaar iets van het betoverende karakter heeft gehouden dat het stadje toen, in 1995, voor mij had.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *