Ze zeggen wel eens:
ga nooit tegenover je ouders wonen
want daar komt mot van
maar dat gaat niet op voor Ad�le Lederer
tussen vader, moeder en dochter
heerst perfecte harmonie;
geen geharrewar of luidkeelse ruzies
nee, binnen ’t gezin Lederer
regeert serene rust;
wie hen hier op wil zoeken
(alleen dat grindgeknerp maakt wat leven)
vindt de gezinsleden daarom knus bijeen;
Ad�les ouders kijken uit op hun dochter
in hun buiten
aan de andere kant
van de groene allee
waar geen jachtig verkeer overheen raast,
slechts af en toe glijdt een luxe slee voorbij.
Ad�le, negentien, heeft op haar leeftijd
al een eigen thuis
gelegen in een stille lommerrijke omgeving;
weinig leeftijdgenoten doen haar dat na.
Vogels zingen hier of hun leven ervan afhangt;
om de huisjes fladderen
bruine lentevlinders.
Ad�le loopt niet achter jongens aan,
ze leidt een teruggetrokken leven
blijft lekker in haar eigen onderkomen
geniet in stilte van de regelmatig ververste bloemen.
Ze taalt niet naar de buitenlucht.
Wat een rustige buurt, de buren hoor je niet.
Je zou hier altijd willen blijven.





