Praising what is lost
Makes the remembrance dear.
(Shakespeare, All’s well that ends well, 5, 3)
Zijn dashboardklokje
bleef stilstaan
op twee maanden voor achtentwintig.
Kan zoveel jong leven
toegestroomd voor hem
de hondsdolle dood
dan niet terug
zijn burcht injagen?
Maar nee, dit is
een machteloze mobilisatie.
Eenieder zit
zijn eigen dood
stil mee te vrezen.
Vanuit het luchtledig
juicht op
definitief deksel
een trouwfoto
achterhaalde
levensvreugde.
Zelfs zijn blos
moest hij afleggen
hij die
voor de slaap
zo graag woelde
alsof hij zich niet
bij zijn rust
wilde neerleggen.
De weduwe
moet de pijnstomp
vrezen
en willen.