Er zijn oorlogsstrepen verschenen
op de wangen
van het Vrijheidsbeeld.
De muren van New York zweten.
De leidingen zijn verstopt
met opgehoest roodsel.
Manhattan zal
neergekeken worden.
Boordwitte mensen
met roeten koppen
zullen zich als lemmingen
storten uit
flatgebouwen vol vuur.
Coyotes zullen
naar steden trekken
agenten aankwijlen
met hun rictus.
Vulkanen rijpen vurig
door Amerika’s opperhuid.
De slangen verloren niks
van hun venijn.
Uit alle uithoeken
kruipen ze naar het licht.
Ze zullen een loper zijn
voor de Leider
die eens zal afdalen
van de regenboog.
Van platgetrapt gras
kon de Indiaan vertellen
wanneer het zich weer
oprichten zou
maar de Grote Geest
die zweefde boven
de Grote Vlakten
is uiteen geblazen.
De spoorlijn litttekent.
De vuurboot-die-over-de-bergen-loopt
bleef niet steken achter een piek
bracht geen verlosser.
Wie kijkt
door de afrastering
ziet de weidse lucht
verdeeld in
minuscule kaveltjes.
© André Degen