Op weg naar Zuid-Frankrijk,
de caravan lag stabiel,
de auto liep
als een zonnetje
en ons humeur
bewoog zich
in dezelfde sfeer
stak mijn vader soms
in zijn enthousiasme
een duim omhoog naar
een boer in het veld.
Die vent dacht ongetwijfeld:
Weer zo’n maffe toerist
maar mijn vader zette hem
in de hoek
van de achteruitkijkspiegel.
‘Zo, even zes weken weg
uit de vuurlinie,’
liet hij dan vallen.
‘Nou, nou, het zijn maar pubers
die moeite hebben met Frans,’
neutraliseerde mijn moeder
die oorlogstaal.
Elke zomervakantie
probeerde mijn vader:
‘We kunnen hier toch wel blijven?
We hebben alles al bij ons!’
Maar mijn moeder wilde terug
naar de katten
haar vriendinnen
de bridgeclub.
En wij wilden gewoon terug
naar onze eigen dingen.
Bij het uitrijden
van de bebouwde kom
was door het plaatsnaambord
een schuine rode streep gehaald
alsof een ijverige leraar alvast
was begonnen
met corrigeren.
© André Degen