‘Ieder mens is uniek’ is een bekende uitspraak en we willen onszelf graag wijsmaken dat dat zo is, maar er blijkt – helaas – nog wel wat af te dingen op onze uniciteit. Google alleen je eigen naam maar eens en je komt ineens diverse naamgenoten tegen. Zo lopen er in Duitsland verschillende André Degens rond. Ik kwam daar voor de eerste keer achter toen ik een gmail-adres moest kiezen: met alleen mijn voor- en achternaam plus ‘gmail.com’ kwam ik er niet. Er waren zoveel André Degens op deze wereld dat ik een cijfercombinatie moest toevoegen om een eigen gmail-adres te kunnen vastleggen.
Daar komt bij dat ieder mens, niet alleen op naamgebied maar ook qua uiterlijk, op aarde een dubbelganger schijnt te hebben. Ik kwam daar op door een column van Max Pam in De Volkskrant van vandaag (22 mei 2024). Ik loop zo meteen (nog drie nachtjes slapen en dan ben ik jarig, hoi, hoi!) al meer dan zestig jaar op deze aardbol rond, maar ik ben de mijne nog niet tegengekomen.
Door de column van Max Pam werd ik wel nieuwsgierig, vandaar dat ik de app Google Arts and Culture op mijn slimme telefoon installeerde, een selfie nam en aan de gang wilde gaan met het ontdekken van mijn dubbelganger op deze aarde. Maar ik kwam er al snel achter dat dat niet werkte.
Nadere bestudering van de website iCreate leerde mij namelijk dat het weinig zin had: ‘Maar helaas is er slecht nieuws: de populaire selfie-functie van Google Arts and Culture is in veel landen niet beschikbaar, waaronder Nederland.’ Oké, dat project laten we dus maar even rusten.
Ik moest door dat dubbelgangerverhaal ineens denken aan een prozagedicht dat ik jaren geleden schreef, ‘Schaduwplaneet’. Dat gaat niet over een dubbelganger van een mens, maar van een hele planeet, ónze planeet. Ik vind dit wel een geschikte gelegenheid om ‘Schaduwplaneet’ onder de aandacht te brengen:
Schaduwplaneet
In de tot dusverre leeg gebleven telescopen van de onvermoeibaar speurende sterrenkundigen verscheen ineens een nieuw hemellichaam. Omdat het met grote snelheid op de aarde af koerste, vroegen de astronomen zich af: was dit de al lang geleden voorspelde asteroïde die, vroeg of laat, met onze planeet in botsing moest komen? Maar voor zo’n brok materie was de kosmische nieuwkomer veel te groot.
Hoe konden de aardbewoners dit aanstormende gevaar nog afwenden?
Voorspellers van het einde der tijden – gewoonlijk een voorwerp van spot – konden ineens rekenen op een willig gehoor. Het ultieme doemscenario – al zo vaak aangekondigd dat het lachwekkend was geworden – leek in één klap tastbaar geworden.
Het hemellichaam kwam zo doelbewust op de aarde af dat het leek of een of andere kwaadaardige reus een gigantische steen uit zijn katapult had geslingerd, met het doel onze planeet te verpulveren.
De hele wereldbevolking was in rep en roer. Gebeden werden aangeheven, schuilkelders betrokken, zelfmoorden gepleegd. Iedereen kromp ineen voor de Grote Klap. Maar die bleef uit.
De raadselachtige gast uit het heelal stond op het punt de buitenste ring van de dampkring binnen te trekken, toen er een abrupt einde kwam aan haar apocalyptische koers. Dit hemellichaam spotte met alle wetten van de fysica – en was daarom alleen al een slag in het gezicht van de wetenschappers.
Het was onmogelijk vast te stellen wat de oorzaak was van dit merkwaardige verschijnsel.
In plaats van opgelucht te zijn dat de voor Terra hoogstwaarschijnlijk fatale botsing was uitgebleven, waren sommige wetenschappers verontwaardigd dat deze steenklomp van god weet waar de draak stak met al hun theoretische modellen.
De nieuwkomer bracht zichzelf in een baan om de aarde. Een dergelijk fenomeen had zich, voor zover bekend, nog nooit ergens anders in het universum voorgedaan. De bijplaneet leek de aarde trouw, als een maan, te willen vergezellen.
Toen de aardbewoners van de eerste schrik bekomen waren, ging men over tot het bestuderen van de planeet die zo dichtbij was. Met behulp van de sterkste telescopen liet het oppervlak zich heel minutieus bestuderen. Het idee was al snel geboren een ruimtevlucht naar dat buitenaardse terra incognita te ondernemen.
Eenmaal daar vielen de onderzoekers van de ene verbazing in de andere.
De verwondering die men bij onderzoek via de telescopen had gevoeld ging over in ontroering, toen bij bestudering ter plekke bleek dat Similterra veel overeenkomsten vertoonde met de aarde: er was een dampkring en er was zuurstof. En dat betekende weer dat er leven was, plantaardig en dierlijk, dat verrassend veel gelijkenissen vertoonde met dat op aarde. Begroeiing, bergen en zeeën leken een getrouwe afspiegeling van die op aarde. De wetenschappers die de planeet bestudeerden doopten haar daarom Similterra.
Maar de allergrootste sensatie kwam toen men stuitte op wezens die verbluffend veel leken op mensen. Deze ontdekking was vanzelfsprekend een wereldwijde sensatie. Zo lang had men naar onze gelijken gezocht. En nu waren zij hier, zo dichtbij!
De aardbewoners hadden de uithoeken van het heelal bestudeerd, miljarden lichtjaren waren door de telescopen gestroomd van de onderzoekers en steeds waren ze gestuit op het kille, zwijgende, afstotende zwart van de kosmos.
Jarenlang hadden ze het universum afgespeurd, zonder er ooit een teken van leven te ontdekken. Al die tijd had hun geen enkel bemoedigend signaal bereikt.
Een wetenschapper had tijdens zo´n speurtocht eens gnuivend opgemerkt: ‘Hét bewijs dat er elders in het heelal intelligent leven bestaat: het neemt geen contact met ons op.’
En nu was hun het zo vurig gezochte hun ineens in de schoot geworpen. Krantenuitgevers trokken de grootste koppen uit de kast om uiting te geven aan de algehele verwondering.
Er werd al snel contact gelegd met de bewoners van Similterra. Die bleken geen politieke partijen te hebben, ze kenden geen oorlog, milieuvervuiling was er niet en honger een onbekend fenomeen.
Similterra was wat de aarde had kunnen zijn, had moeten zijn. Gelovigen zagen er daarom een goddelijke vingerwijzing in, bedoeld om de aardbewoners tot inkeer te brengen.
Zoals de maan invloed uitoefent op de aarde, bij springvloed, zo had Similterra een vergelijkbare invloed op de aarde; het denken van de mensen veranderde in haar sfeer. De algehele stemming onder de mensen werd een van ‘kijk eens hoe het gaat op die planeet, dat willen wij ook, onze leiders moeten er meer voor doen om ook zo’n toestand te bereiken’.
Dat zinde de wereldleiders in het geheel niet. Hun onderdanen keerden zich van hen af, interesseerden zich niet meer voor politiek en de roep onder het volk om oorlogen te beëindigen en honger voorgoed de wereld uit te bannen werd steeds luider. Anarchie dreigde.
Dit konden de bestuurders van de aarde natuurlijk niet toestaan. Men wilde die vreemde wezens daarom voor eens en voor altijd een lesje leren: wat dachten zij wel, met hun hooghartige houding; zij voelden zich zeker superieur aan ons aardbewoners! De geesten werden door een lange anticampagne rijp voor gemaakt voor een oorlog tegen de bewoners van Similterra.
Hiermee speelden de wereldleiders heel listig in op een gevoel dat door de aanvankelijke sympathie voor de bewoners van de schaduwplaneet begon heen te sijpelen: de ontroering om zoveel gelijkenis met Moeder Aarde sloeg bij de aardbewoners om in wrevel en daarna in pure haat. Wilden die pas aangekomen buitenaardsen hun soms de ogen uitsteken, door zich op zo’n geringe afstand van hen op te houden en zo harmonieus te leven?
Similterra werd een tarting, een provocatie; de aardbewoners werden er constant aan herinnerd dat zij tekortschoten. Hun schuldgevoel werd doorlopend gevoed door het perfecte bestaan van de bewoners van de op de aarde lijkende planeet.
Wat leefde men daar op Similterra toch harmonieus en wat heerste er een vrede! Het werd steeds ondraaglijker om dat allemaal aan te moeten zien.
Er werd een strafexpeditie naar Similterra ondernomen. De Similterranen waren geen partij voor de indringers, omdat ze totaal niet voorbereid waren op een oorlog. En zo werd een hoogontwikkelde beschaving weggevaagd.
Wij aardbewoners konden het niet toestaan dat een zomaar vanuit het niets opgedoken planeet ons in de schaduw stelde. Het werd niet met zoveel woorden gezegd, maar dat was wel de teneur van de rechtvaardiging voor de uitwissing van een complete civilisatie die de wereldleiders hun onderdanen voorhielden
Similterra werd opgeblazen en daarna werden de brokstukken het kille universum ingeschoten, terug naar waar ze vandaan kwamen. En daarmee was het kosmische evenwicht weer hersteld.