Ik schreef eerder (en ook hier) over de dramatische status van de grutto in Nederland, vandaag (8 december 2021) lees ik een lang artikel over het boek Verschenen of verdwenen dat ruim een eeuw vogelgeschiedenis in ons land behandelt; welke en hoeveel vogelsoorten deden hun intrede in het Nederlandse landschap en welke vogelsoorten verdwenen (voorgoed)? Zoals Trouw-journaliste Monica Wesseling schrijft: ‘Een boek om droevig én blij van te worden.’
Van 1900 tot 2020 nam het aantal broedvogels in ons land toe van 148 naar 187. Op het eerste gezicht zou je dus zeggen: geen enkele reden tot somberheid dus. Maar schijn bedriegt. Ruud Foppen, de auteur van Verschenen of verdwenen, tempert meteen eventuele geestdrift over deze toename: ‘Maar de echte natuurlijke rijkdom is afgenomen. Biodiversiteit is méér dan alleen het aantal soorten. Vogels zijn als de kanaries in de mijn. Ze vertellen het verhaal van het landschap. Van het verdwijnen van de woeste gronden, van de verwording van het duin, de vernieling van het kleinschalige landschap.’
Het verdwijnen van hoogveen, heide en de intensivering van de landbouw (die ervoor zorgde dat weilanden strakgetrokken biljartlakens werden waaruit elke variatie in de vegetatie verdween) gaven diverse vogelsoorten de nekslag, zoals de klapekster (nu slechts als zeldzame dwaalgast te spotten), de ortolaan en de kemphaan.
De teloorgang van die laatste soort heb ik in mijn eigen leven meegemaakt. Toen ik een middelbare scholier was, fietste ik elke dag door het natuur-/recreatiegebied De Groene Ster in de buurt van Leeuwarden. In de weilanden die daaraan grensden kwamen in die tijd nog grote groepen kemphanen voor. En ik mocht toen enkele malen getuige zijn van de schermutselingen tussen de mannetjes, met hun schitterende hoofdtooi.
Dat was in de jaren zeventig. In de decennia daarna heb ik in datzelfde gebied nooit meer één enkele kemphaan gespot. Het hielp natuurlijk ook niet mee dat de gemeenteraad van Leeuwarden van een vogelbroedreservaat aan de rand van De Groene Ster een golfcourt maakte…
Er zijn meer vogelsoorten in Nederland die zich onherroepelijk naar de uitgang begeven: het korhoen, de veldleeuwerik en de grutto zijn nog zo een paar soorten die het in Nederland niet zullen redden.
En je moet je afvragen of je blij moet zijn met het frequenter worden van bepaalde nieuwe vogelsoorten: wat te denken van het oprukken van de halsbandparkiet, een invasieve exoot die nesten inpikt van inheemse vogels?
In de nabije toekomst zullen we op vogelgebied een verdere verschraling zien en horen. En dan wordt de door vogelkenner Rob Bijlsma in zijn boek Kerken van goud, dominees van hout beschreven scène inderdaad iets van een andere tijd, iets wat niemand meer uit de eerste hand weet. Maar dan niet alleen wat het korhoen, de patrijs en de wulp bij dageraad betreft, maar ook voor de hierboven genoemde vogels:
‘Mocht zijn [dat van de korhoen – AD -] bestaan in Nederland vervagen tot slechts herinnering, dan zal ook die verdwijnen, voorspelt Rob Bijlsma in zijn boek: ‘Nu al is het merendeel van de vogelaars opgegroeid zonder ooit op een mistige ochtend in april blauwbekkend in de heide te hebben gelegen, op de voorgrond het geluid van bolderende hanen, erachter een baltsende wulp, kraaiende patrijzen. Bij het lichter worden stegen aan alle kanten veldleeuweriken op…’
Ik ben helaas zo’n vogelaar die bij het krieken van de dag geen korhoenders heeft gezien of gehoord en ook geen patrijzen heeft horen kraaien. En de kans dat ik dat in Nederland ooit zal meemaken is zo goed als nihil…