Tussen Haastrecht en Vlist

Ik stap in de kano, wankel
maar vind al snel een evenwicht.
Mijn armen zwellen op, juichen
van ver geroepen uit een verdoving
krijgen zij vanzelf een ritme
worden met de peddel
onbuigzaam, sterk en hard.

O, ik wil weer duistere monsters
vermoeden in het duistere water!
Wat zich ophield op de bodem
komt nu aan de oppervlakte
happen naar leven.

Een ijsvogel wordt
als uitheems begroet.
En de blik
heiig van verte
herkent gindse ooievaars
als urubu’s.

Een tak die beiderzijds
van de spiegel kijkt
ligt als een kaaiman roerloos.

Elzen zijn tot mangroves vergroeid.
De rietkraag biedt camouflage
tegen de omsingelende vijand…

© André Degen

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Reacties zijn gesloten.