Het is zondagavond (11 september 2022), mijn jaarlijkse weekendje Diever zit er weer op. Elk najaar heb ik in Diever een ‘Shakespeare-weekend’ met vrouw en kind. En dat was ook nu weer het geval.
In 1985 ben ik er met mijn vrouw mee begonnen en nu, na zevenendertig jaar, is het nog steeds leuk: in de nazomer naar een voorstelling gaan van het Shakespeare-stuk dat dat jaar wordt opgevoerd (om en om een tragedie en een komedie) en daar dan een weekend Diever aan vastknopen op een camping in de bossen.
Dit jaar werd De koopman van Venetië opgevoerd. Het stuk wordt doorgaans gerekend tot de komedies, maar het is geen volbloed blijspel. Zoals de Theaterkrant het verwoordt: ‘Het staat te boek als blijspel, maar tragisch blijspel is beter.’
En Hein Jansen schrijft er iets dergelijks in zijn recensie in De Volkskrant: ‘De koopman van Venetië (1600) is altijd een weerbarstig stuk, het balanceert tussen komedie en tragedie. Het zit vol frivole liefdesperikelen, maar het toont ook het onomwonden antisemitisme in die tijd’.
Gelachen werd er zeker gedurende het stuk, maar lachsalvo’s zoals die uit het publiek hadden geklonken tijdens bijvoorbeeld Love’s Labour’s Lost (in 2014) bleven daarom ook dit jaar uit (net als in 2019 toen Maat voor maat ook niet echt alleen maar hilarisch was).
Daarvoor is de thematiek ook te duister: de positie van de jood in het zestiende-eeuwse Venetië. Shakespeare voert de jood Shylock op in een rol die de wereldgeschiedenis hem maar al te vaak toebedeelt: de op geld beluste woekeraar.
Maar Shakespeare zou Shakespeare niet zijn als hij van Shylock slechts een karikatuur had gemaakt en niet een man van vlees en bloed. Zo laat hij Shylock zeggen, in een lange monoloog, waarin hij het publiek ervan doordringt (voor zover dat nodig was) dat een jood een mens is als ieder ander, met dezelfde gevoelens en eigenschappen als een christen:
‘Hath not a Jew eyes? Hath not a Jew hands, organs, dimensions, senses, affections, passions? Fed with the same food, hurt with the same weapons, subject to the same diseases, healed by the same means, warmed and cooled by the same winter and summer, as a Christian is? If you prick us, do we not bleed? If you tickle us, do we not laugh? If you poison us, do we not die?’
Ik zal hier verder niet de hele intrige gaan vertellen, daar wordt op andere plaatsen al prima gedaan. Nee, het gaat mij meer om de ingrepen van regisseur Jack Nieborg die niet in andere opvoeringen van The Merchant of Venice voorkomen. Zoals Portia’s uitroep ‘Flikker op met die warme worst!’ op het moment dat een jongen tussen de rijen toeschouwers verscheen om de door haar genoemde traditionele ‘pauzeversnapering’ aan de man te brengen. Dit was een kolderiek moment dat de lachlust van het publiek opwekte.
Een andere van het ‘script’ afwijkende aanpassing is de invoeging van de slotscène. Na de einddans die de spelers altijd opvoeren nadat ze het applaus in ontvangst hebben genomen, was er de verschijning van een rouwgondel in het ‘kanaal’ die het toneel in tweeën deelde. Deze scène staat niet in het origineel van The Merchant of Venice. Hij heeft wel een mooi, dramatisch effect, maar past niet bij het eigenlijke einde van het stuk.
Kester Freriks schrijft aan het eind van zijn recensie in de al eerder genoemde Theaterkrant naar mijn idee volkomen terecht: ‘Er is alleen aan het slot een vreemde, onheuse ingreep. Na het applaus komt er een rouwgondel aangevaren, verlicht door fakkels, er staat een doodskist op. Omdat Dick van Veen als Shylock bij het applaus afwezig was, kan de conclusie alleen maar zijn dat Shylock in de kist ligt. Dan zou hij de dood hebben gevonden. Dit is een vreemde ingreep die de waardigheid van Van Veen in de spelscènes tenietdoet. Hierdoor is het slot geen slot, maar een verdere interpretatie die verwarring schept. Bovendien: Dick van Veen verdient applaus én lof voor zijn prestatie.’
Ik had zelf, te oordelen naar de reacties om mij heen, dat deze slotscène het publiek in Diever nogal in verwarring achterliet. De verschijning van de rouwgondel detoneert ook met de frivole einddans die traditioneel door de cast van het Shakespeare Theater Diever wordt opgevoerd aan het eind van het stuk.
In 2016 schreef ik: ‘De gang naar Diever is voor mij elk jaar ook – en vooral – het uitluiden van de zomer; nog is het officieel zomer, maar de herfst zit al in de nerven, het hemelsblauw overdag is bleker en herfstdraden beginnen ons al in te spinnen. Weemoed, jongens en meisjes, weemoed.’ Hoe waar en hoe fraai verwoord! Dat gold nog steeds en elk jaar meer. Maar elk jaar kleurt de weemoed dieper rood.