Afgelopen week werd ik getriggerd door deze column van Ana van Es in De Volkskrant, maar vandaag (21 januari 2023) kom ik er pas aan toe om er iets mee te doen. Ik geef toe, het lijntje is wat dun, maar soms is een naam al genoeg om iets in gang te zetten, zoals een simpel ‘Sesam, open u’ een bergwand in beweging brengt.
Vlissingen, waar het in de column over gaat, heb ik tot nu toe slechts één keer in mijn leven bezocht (en het is de vraag of ik er ooit weer kom; het ligt immers te ver van mijn woonplaats om er zomaar even naartoe te gaan). Ik raakte er verzeild vanwege poëzieworkshops die ik er in de vroege morgen (vanaf kwart over acht) van 12 en 13 januari 2015 mocht geven. Vanuit Groningen was het uiteraard onmogelijk om daar de dag zelf tijdig aan te komen, vandaar dat mijn opdrachtgever een overnachting had geboekt in een bed & breakfast in Vlissingen, De Zilte Bries.
Ik besloot er een tweedagelijks uitstapje van te maken en vertrok daarom de dag voorafgaand aan mijn workshops met de trein naar Walcheren. Over die lange treinreis schreef ik indertijd (acht jaar geleden alweer! Hora ruit, tempus fluit, zeiden de Ouden al) onderstaande weblogbijdrage:
‘Als rondreizend artiest kom je nog eens ergens! Zo was ik 12 en 13 januari 2015 in … Vlissingen! Terwijl ik toch heel wat heb afgereisd in mijn veelbewogen leven, was ik nog nooit in Vlissingen geweest. Sowieso was Zeeland een blinde vlek in mijn, eh, beleving. Tijdens deze twee dagen kwam ik ook plaatsnamen tegen waarvan ik eerlijk gezegd nog nooit had gehoord (terwijl mijn topografische kennis echt wel goed is). Wat dachten jullie van Rilland-Bath, Biezelinge, Dishoek en Ritthem?
Ik ging per trein naar de Deep South der Nederlanden, een tocht van vier uur en drie kwartier. Nu vind ik sporen erg leuk, dus dat scheelde. Alleen wilde de stemming er bij mij op de heenreis niet zo inkomen. Het grijze weer en de vuile, benepen coupéraampjes hielpen bepaald niet mee om een zonnige kijk te krijgen op het zompige landschap, dat onder Rotterdam leeg en kleurloos was. Alsof alle tinten waren uitgeloogd door de overvloedige regen van de afgelopen week. Buiten werd ‘vijftig tinten grijs’ verbeeld.
En dat er een hakenkruis en ‘SS’ in runetekens in het raampje aan de andere kant van het gangpad waren gekrast werkte ook niet mee om mijn blik op de werkelijkheid rooskleuriger te maken. Bovendien was het maandag 12 januari, oftewel: het jaar moest nog op gang komen, de week moest nog op gang komen en ikzelf moest nog op gang komen.
Op een gegeven moment moest ik naar de wc. Fervente treinreizigers en spoorforensen weten dat je slechts in uiterste nood naar een wc ‘aan boord’ gaat. En als je moet, is het zaak zo weinig mogelijk aan te raken, om jezelf niet te trakteren op een bacterie-tsunami. Dus was ik niet heel erg verbaasd door wat ik in de closetpot aantrof: een enorme hoop doorweekt, door bloed omgeven toiletpapier.
Ik werd bij de aanblik van dit stilleven haast misselijk en besloot dat eerst maar eens weg te saneren, alvorens zelf tot actie over te gaan. Dus drukte ik op de oranje verlichte knop rechts van de wc-pot waardoor je het klepje daarin naar beneden laat kantelen en de ‘boodschappen’ uitlaadt.
Even bleef de enorme berg papier hangen op het klepje en viel toen met een doffe bons op een spoorbiels. Was die berg niet heel erg zwaar? En even kreeg ik het krankzinnige idee (ik hoop tenminste dat het krankzinnig was) dat een vrouw hier zojuist een miskraam had gehad en haar te vroeg geboren baby met een enorme hoop wc-papier had bedekt, als een soort armoedige lijkwade. Had die vrouw die haar embryo te vroeg had moeten loslaten met opzet niet doorgetrokken in de vertwijfelde hoop dat iemand haar foetus zou vinden en die een passende laatste rustplaats zou geven, omdat ze daar zelf niet toe in staat was?
Had ik iets moeten horen? Had ik iets moeten zien bewegen? Ik heb echt niks gehoord, niks gezien. Men kon van mij toch niet verwachten dat ik ging graaien in zo’n hoogst onsmakelijke brij?
Daags daarna heb ik het internet zitten afstruinen of er soms een baanvakmedewerker was die op het traject Roosendaal – Bergen op Zoom een ‘verdacht pakketje’ had gevonden, maar ik heb gelukkig niets kunnen vinden van dien aard.
Bij het binnenlopen van station Vlissingen klonk de machinist als een purser aan het eind van een vlucht: ‘Namens het personeel dank ik u voor het reizen met de NS.’ Maar, zonder dat de Nederlandse Spoorwegen daar wat aan konden doen natuurlijk: ik had wel eens idyllischer ritjes met de trein gemaakt.