Ik wil mijn dementerende vader
gewezen leraar Frans
nog eenmaal meenemen
naar Zuid-Frankrijk
langs velden vol zonnebloemen.
Die noemde hij steevast
‘een leger in slagorde
dat wacht op bevelen
van de zonnegod.’
Hij vond dat
een mooie vergelijking
van zichzelf.
Ik vind dat nu ook.
Voor de laatste keer
hem het aroma laten opsnuiven
van lavendel
heilzaam kruid
dat hem
voor een ogenblik
geneest van schemerig heden
tot zonlicht verleden.
Ik zal dit tafereel
voor ons beiden opslaan:
Op een terras
onder een grote plataan
die als een moederkloek
met haar takken even
onheil van boven
tegenhoudt.
Wij beiden nippend aan
een C�tes du Rh�ne
net zoals toen.
‘Die noemen ze
‘vin du soleil’,
doceert mijn vader.
Ik wil het
maar al te graag weten.
Ik wil hem nog eenmaal
de cicades laten horen
die stilvielen als je
te dicht bij ze kwam.
Dit ontlokte mijn vader
altijd de opmerking
dat ‘hij dat gedrag
zo goed kon begrijpen.’
En dan die verlegen lach erbij.
Nog eenmaal
zachtstrijkend
zonsondergangslicht
vluchtige eeuwige sneeuw
op de boomgroep naast de camping
aan de Ard�che.
Ik wil dat goudgele licht
scheppen van die toppen
het vatten en opbergen
om te bewijzen
dat het duurzamer is dan
zijn stoffelijke variant.
‘Pap, weet je het nog?’
‘- Natuurlijk jongen?
Hoe zou ik dat nou
kunnen vergeten?’
Nog eenmaal
tijm stukwrijven tot kruim
met onze vingertoppen
neusvleugels uit laten slaan
naar het verre toen.
Nog eenmaal
de bruine koeien
op de zonnige berghellingen.
Laat hun bellen
op die zekere dag klinken
in plaats van kerkklokken.
Nog eenmaal…
en daarna
geldt voor hem
wat hij schertsend
tegen zijn leerlingen zei
na het eindexamen Frans:
‘Nu mogen jullie
alles wat je hier geleerd hebt
vergeten.’