Ik ben in Leek geboren
en ik vraag me nu af
waarom ik er ooit
ben weggegaan.
Want wat is er leuker
dan met medekolonisten
dammen opwerpen
in het Molenkanaal?
Fikkie stoken aan
de grens van bewoning
met vuurstokken wilde dieren
op afstand houden.
Blote bibsje spelen
met mijn buurmeisje
een erectie krijgen
voordat het woord bestond.
We plasten vlak na elkaar
in een lekke plastic po
waardoor onze ouders lucht kregen
van onze vochtvereniging.
Op Landgoed Nienoord stapte ik
aan boord van de Genzelbahn
zondagmiddagrondje rimboe
ongedeerd terug in mijn ouders lach.
Er sjokte een locomotief door het dorp;
wij noemden hem Grazende Bizon.
Indachtig onze broeders in Amerika
belaadden wij wagons met horizonhonger.
We lieten de schaduwen
achteloos uitlopen
als we blikspuit speelden
op verwilderd braakland.
Toen ik veel te vroeg was ontdekt
en afgeroepen naar de bal toe moest
bleef ik dralen bij
een meisje uit het achterland.
Ze trok zomaar haar broek naar beneden
omdat ze nodig plassen moest;
ze zei ‘Toe, ga maar’
toen ze mij zo zag staren.
Als ze ‘Toe, kom maar’ had gezegd
was mijn leven anders verlopen.
© André Degen