Vierentachtig worden d’r niet veel.’
‘We komen allemaal
een keer aan de beurt,
d’r wordt geen een overgeslagen’.
‘Hij ligt d’r netjes bij.’
‘Zonde van zo’n mooi overhemd.’
‘Hij heeft een prachtige dag uitgezocht,
jammer dattie er zelf niks meer aan heeft.’
‘Je vraagt je af:
Wie is de volgende?’
‘De dominee heeft mooi gesproken.’
‘Maar hij heeft nog mooier zijn kop gehouwen.’
‘Annie zal wel
in een zwart gat vallen nu.’
‘Dan is ze toch nog
een beetje bij hem.’
Een loslatend blad
bevat de zonsondergang
ontmoet mijn loslatende geest
aan de spiegel.