Gewoon geen gokker

Zij ziet eruit alsof ze wel een gokje wil wagen...

Door Sylvia Wittemans column ‘Roulette’ van eergisteren (17 februari 2022), waarin ze haar niet erg opwindende ervaringen in een casino beschrijft, moest ik terugdenken aan mijn evenmin glorieuze bezoekjes aan een Golden Ten-club (twee in totaal).

Het was ergens aan het begin van de jaren tachtig. Ik had een weekendbaantje bij een zelftankstation in H…. Daar was een collega, L… L… die nogal werd aangetrokken door – laten we zeggen – het louche circuit.

Op een avond hadden mijn broer (die op zondag hetzelfde weekendbaantje had) en ik met L. L. afgesproken om gedrieën naar een Golden Ten-club te gaan in het Friese L…

Het staat me bij dat L.L. mijn broer en mij had overgehaald om gedrieën in een Golden Ten-club te gaan gokken, want Grote Broer en ik behoorden van nature niet tot het gokkersgilde (en we zijn er ook nooit deel van gaan uitmaken). Maar goed, we schikten het maar onder de rubrieken ‘Bedrijfsuitje’ en ‘Teambuilding’.

Golden Ten-clubs in Nederland balanceerden in die tijd op de rand van legaliteit en illegaliteit; tijdens de opkomst van deze concurrenten van de – net legaal geworden – casino’s wilden de uitbaters van Golden Ten-clubs hun variant op de roulette laten doorgaan voor ‘behendigheidsspel’ en niet als ‘kansspel’. Er ging zelfs een oud-politieman undercover om in de Golden Ten-clubs poolshoogte te gaan nemen, om vast te stellen of de tafels niet gemanipuleerd werden.

En ik hoorde in die tijd het verhaal dat Duitse criminelen die in het gokcircuit zaten en die de grond in Duitsland te heet onder de voeten werd naar Nederland uitweken om daar hun praktijken voort te zetten die dan misschien niet louche waren maar evenmin zuivere koffie.

Het etablissement waar een variant van roulette werd gespeeld was gevestigd in het pand van een voormalige dansschool, waar ikzelf helaas ook een veel te groot aantal danspassen had gemaakt en waar ik niet bepaald prettige herinneringen aan bewaarde. Dat was alvast een valse start.

Onmiddellijk nadat ik een voet over de drempel had gezet, schreeuwde alles in mij: weg van deze plek, het is hier niet pluis. Er heerste de quasi-beschaafde sfeer zoals die ook in een chique nachtclub zal hangen: het licht was er gedempt, er werd op gedempte toon gesproken en de muziek was beschaafd after midnight, muzakkerig pianogetinkel dat uren door kan kabbelen en dat harmonieus aansluit bij het gerinkel van ijsblokjes in een whiskyglas.

Zo op het eerste gezicht leek er niks aan de hand, but you could smell the mob at a mile’s distance, om het op zijn Philip Marlowe’s te zeggen. Er liepen gastdames rond die je vriendelijk toelachten, je kon zoveel van het klaarstaande buffet opscheppen als je wilde en je kon ook onbeperkt drinken (al staat me bij dat er geen alcohol geschonken werd, waarschijnlijk om de gemoederen niet te verhitten), dus het leek op Luilekkerland, maar dat was maar schijn; er lag een waas van beschaving over het geheel, maar daaronder voelde je een harde laag van een minder gezellige werkelijkheid.

De vrouwelijke croupiers (ik zou eerst schrijven ‘croupières’, maar dat betekent toch echt wat anders) zagen er allemaal gestrest uit en ook de rondlopende gastdames oogden allerminst gelukkig en lachten geforceerd.

De rest van mijn eerste bezoek is snel verteld: ik was binnen een mum van tijd door mijn voor die gokavond opzij gelegde vijftig gulden heen en zou dus gedwongen zijn de rest van de avond werkloos toe te kijken. Daarom vroeg ik mijn Grote Broer om een donatie van enkele tientjes, zodat ik, net als hij een L.L., door kon spelen. Hij weigerde dat met het argument dat ik, als hij dat zou doen, het hek van de dam zou zijn en ik wel eens in de greep van het gokken zou kunnen raken. Met dus steeds meer geldverlies als gevolg. Onzin, maar doordat ik zo vroeg in de avond blut was en dus geen aanvullend gokgeld kreeg, werd het een saai verblijf daar in die Golden Ten.

Als we het hebben over dit moment, kijkt mijn broer mij tot op de dag van vandaag – bijna veertig jaar na dato – doordringend aan en zegt dan met een wat boosaardig, fijn glimlachje om zijn mond ‘of ik me dat moment nog kan herinneren waarop ik hem vroeg om een schenking zijnerzijds omdat ik niet kon stoppen met gokken’.

Tsja, als hij dat geloven wil, moet hij het zeker blijven doen, maar in de afgelopen veertig jaar heb ik nooit de aandrang gevoeld een casino te betreden of andere kanalen gezocht om te gaan gokken. De speler van Dostojevski heb ik geboeid gelezen, maar het is niet bepaald een boek dat mij op het lijf geschreven is.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *