
Vandaag (2 maart 2025) was zo’n dag, zoals de grote Charles Dickens het formuleert in Great Expectations: “It was one of those March days when the sun shines hot and the wind blows cold: when it is summer in the light, and winter in the shade.”
Ik ging eropuit, ‘de paden op, de lanen in, vooruit met flinken pas’. ‘Een vrouw mag niet stilzitten’ zegt Nescio in Dichtertje, maar voor een man geldt dat evenzo, vandaar dat ik naar de Kropswolder-buitenpolder/Westerbroekstermadepolder ging voor een middagje vogelen.
Wat opvalt aan deze moeraspolders is dat ze aan alle kanten omgeven worden door menselijke activiteit: ernaast lopen een spoorlijn en een weg, op de achtergrond rijzen de lelijke loodsen en andere gebouwen op van een bedrijventerrein. En aan het begin van de Kropswolder-buitenpolder staat een elektriciteitscentrale. En waar je verder ook keek, je zag bebouwing of anderszins tekenen van menselijke activiteit.
Ik had dat vaker meegemaakt bij het binnengaan van natuurreservaten: toen ik in 2002 in Zuid-West-Turkije de Göksu Delta binnenging, zag ik dichtbij de zomerhuisjes oprukken, in 2008 bezocht ik het natuurreservaat S’Albufeira (in het noordoosten van Mallorca) en zag in de waterloop ernaast stukken purschuim drijven. En – dichterbij huis – ligt het natuurgebied De Onlanden (vlakbij mijn woonplaats Groningen) ingeklemd tussen de oprukkende bebouwing van Groningen-Zuid en Eelderwolde aan de ene kant, de A7 (die je op de achtergrond hoort razen) aan de andere kant en aan de oostkant wordt het gebied begrensd door de weg die tussen Peizermaden en Peize loopt.
‘Tsja, dat is natuur anno 2021 in Nederland: een groengebied dat aan alle kanten onder druk staat en ingesloten is, waar druk gerecreëerd wordt en waarbinnen helaas ‘lawaaiaantasting’ plaatsvindt’, schreef ik vier jaar geleden en dat geldt nu nog meer dan destijds. Maar goed, dat is de huidige situatie en ‘daar heb je mee te dealen.
Ik heb vaak de neiging om het boetekleed aan te trekken (als een vogel die zich tooit met een ander verenkleed) wanneer ik eropuit trek om vogels te spotten. Ik deed dat in 2020 en in 2021 deed ik het weer.
Bijna vijf jaar geleden schreef ik namelijk op dit weblog: ‘Het was alweer te lang geleden dat ik er met verrekijker en vogelgids op uit was getrokken om vogels te spotten. Je kunt jezelf tijden lang wijsmaken dat je honderd andere dingen te doen hebt waardoor je niet aan vogelen toekomt, maar dat is als je eerlijk bent gewoon onzin, luiheid, laksheid, want als je jezelf er even toe zet, is het geweldig.’
Verder schreef ik toen: ‘Het is met vogels kijken net als met backpacken, zoals founding father van de Lonely Planet-gidsenreeks Tony Wheeler eens aangaf; tijdens een vraaggesprek was zijn antwoord op de vraag ‘What’s the best advice you’ve ever been given?’: ‘Just go, do it’. En zo is het met vogelen ook: ga gewoon, al is het maar een uurtje.’ En dat deed ik dus op deze zonnige zondag.
Toen ik de Kropswolder-buitenpolder (die even later overging in de Westerbroekstermadepolder) binnenliep, had ik aanvankelijk het gevoel dat er voor mij hier op ornithologisch gebied weinig ’te halen’ viel. Maar dat bleek mee te vallen.
Na bijna drie uur rondstruinen in het gebied was dit de ornithologische oogst (behalve vele kol- en grauwe ganzen en een vlucht kieviten en een paar scholeksters): 5 rietgorzen, twee wintertalingen ♂ en een jagende blauwe kiekendief ♂. Toegegeven, vrij mager, als je bedenkt dat je hiervoor bijna drie uur moet rondlopen en -kijken, maar ik was er tevreden mee.





