Je kon nog gewoon over straat,
verkeer was er nauwelijks.
Als je overstak
stopten auto’s
ongedwongen
zei men.
Mensen deden uit principe
hun achterdeur niet op slot:
Er kon altijd iemand binnenvallen.
De overtuiging leefde toen
dat dat nog vertrouwd was.
De melkboer zette gekochte zuivel
gewoon bij mensen voor de deur.
De flessen bleven ongemoeid
naar het scheen.
Bij de bakker kon je kopen
op de pof.
Er was toen niemand
die met de noorderzon vertrok
zonder zijn schulden te voldoen
zo ging het verhaal.
© André Degen