Gisteren (20 november 2022) kwam ik terug van weer eens een weekendje Pieterpad lopen. Ik doe dat traditiegetrouw met ‘goede vriend C.’, zoals trouwe lezertjes van dit weblog weten (hoeveel zijn dat er eigenlijk? Een handjevol? Duizenden? Ooit heeft mijn webhoster het programma Google Analytics in dit weblog ingebouwd, waarmee je dat cijfer inzichtelijk kunt maken, maar na een overhaul van deze webstek is dit digitale meetinstrument op de een of andere wijze verloren gegaan. En nu laat ik het maar zo.).
Goede vriend C. en ik hadden in totaal nog vier trajecten van Nederlands populairste langeafstandswandeling te gaan, maar daarvan vielen voor ons twee af: van Groningen naar Zuidlaren en vandaar naar Rolde; die lagen op zo’n korte afstand van Groningen dat het in feite onzin was er een overnachting aan vast te knopen. En juist die overnachtingen maken het langeafstandswandelen zo leuk. En ze zijn daarom in de loop der jaren tot onze ‘Pieterpad-formule’ gaan behoren. Nog twee trajecten te gaan dus en die gingen we dit weekeinde lopen.
Ons startpunt was dit keer (Noord-)Sleen. Het was zonnig maar door een verraderlijk windje vinnig koud weer: de thermometer wees -3 °C aan, toen we onze eerste stappen om 9.15 u. zetten. Op dat moment dacht ik met een steekje van afgunst aan mijn vrouw en zoon die op datzelfde ogenblik nog heerlijk in hun warme bed lagen – maar die aanval van zwakte duurde maar heel even.
Dat zal trouwens de winter de komende jaren zijn: een vliesje ijs op de sloten en vennen, een laagje sneeuw, als vage herinnering aan de échte winters die niet eens zo lang geleden een tegelijk koude en warme deken over ons land legden. Totdat zelfs die flauwe afspiegelingen van een werkelijk strenge winter zullen verdwijnen en de seizoenen gereduceerd zullen zijn tot een soort ‘het-jaar-rond-zomer’.
Goede vriend C. en ik hadden voor vandaag 24 kilometer voor de boeg; dat betekende ruim vijf uur vrij stevig doorwandelen. Voor bijna-zestigers best een opgave!
Het grootste gedeelte van de route voerde door bos en met de uitbundig schijnende zon op de nog in grote getale aan de takken hangende herfstbladeren gaf dat een prachtig kleurenspel; alsof de zonsondergang geruisloos aan scherven was gevallen op de bomen.
De stijl en de terminologie van mijn Pieterpad-gids zijn me in de loop der jaren dierbaar geworden (‘Op een vijfsprong de zandweg met naastliggend fietspad oversteken en stomp naar rechts een zandweg opgaan’). En ik vroeg me af – terwijl ik nog volop met een traject bezig was – of ik een andere langeafstandswandeling (bijvoorbeeld het Marskramerpad, het Noaberpad of het Maarten van Rossumpad, om er maar een paar van de vele in Nederland te noemen) wel net zo leuk zou vinden als het Pieterpad.
Naast het pure lopen – waarom je uiteindelijk ooit hebt besloten een LAW te gaan doen – zijn ook de ontmoetingen met andere lopers een grote charme van het Pieterpad. Vrijwel alle mensen die je tegenkomt zijn goed gehumeurd, communicatief en wel in voor een praatje.
Zo raakten goede vriend C. en ik in de buurt van Rondeplas aan de praat met een vriendelijk echtpaar van in de vijftig, waarvan de vrouw ons wist te vertellen dat de paddestoelen aan de stam van een dode boom ’tondelzwammen’ werden genoemd. Hiermee werd in vroeger tijden vuur gemaakt, aldus de vrouw.
Ik wilde het graag geloven. Ik had er op dat moment alleen geen zin in om het nader te onderzoeken; daarom besloot ik deze informatie thuis in alle rust te verifiëren. En ja hoor: ‘In de 17e eeuw werd dit licht ontvlambare materiaal, dat werd gebruikt voor het laten smeulen van vuur, ’tonder’ genoemd’, weet Wikipedia ons te melden. Alleen was de juiste naam voor deze ‘zwakteparasiet‘ een ‘echte tondelzwam’. Maar mevrouw, we rekenen het goed!
De tweede dag startten we onze wandeling om half tien, een tijdstip waarop ieder godsvruchtig mens op het dode hout van een kerkbank zit in plaats van het levende hout van een bos te aanschouwen, zoals wij deden. Het was sereen stil in het bos, waar goede vriend C. en ik eerbiedig opkeken naar de gigantische sparren die als de laaglandse variant van de sequoia uit de bodem oprezen.
De tweede dag legden we 18 kilometer af in drie uur en drie kwartier. Met wat probleempjes aan ons beider voeten namen we een uitgestelde koffie (op de route Schoonloo – Rolde was geen horecagelegenheid) in Grand Café Hofsteenge. Daarbij kwamen we te zitten naast een gezelschap van vier vrouwen die dezelfde trajecten als wij volbracht hadden. Ze vertelden ons dat ze ook de Vierdaagse hadden gelopen, en wel vier keer veertig kilometer. In gedachten namen goede vriend C. en ik ons petje voor hen af, want wij bedachten (en spraken dat later tegen elkaar uit) dat wij dat hoogstwaarschijnlijk niet zouden kunnen volbrengen, terwijl we toch aan onszelf dachten als geoefende lopers.
Nou ja, geoefend of niet, goede vriend C. wilde graag meteen na het voltooien van het Pieterpad beginnen met een nieuwe langeafstandswandeling. Na enig overleg hebben we onze keuze laten vallen op het Marskramerpad. Natura volente starten we daar komend voorjaar mee. We doen dat onder het motto van de grote Goethe, zelf een fervent wandelaar: ‘Nur wo du zu Fuß warst, bist du auch wirklich gewesen.’