De beste zomer ooit


Tschick, de megabestseller van Wolfgang Herrndorf
uit 2010

Vandaag (28 oktober 2018) lees ik de zaterdageditie van De Volkskrant. Velen zullen dit onversneden kneuterige tafereeltje herkennen: buiten is het koud, binnen is het en de koffie warm (een dichter mag zich een zeugma toestaan, vind ik) en voor je ligt de weekendeditie van je lijfblad. Oftewel: wie doet je wat in je cocon van burgerlijkheid?

Zodoende kom ik aan bij de rubriek Onze gids deze week, met ditmaal als ‘gastgids’ scenarioschrijfster Maria Goos. Zij noemt in deze voorkeuren-in-vogelvlucht de boeken van Willem Elsschot als een van de constanten die haar hele leven meegaan.

Zij plaatst daarbij wel de kanttekening dat ze zijn beroemde romans al heel lang niet had gelezen, omdat ze bang was ‘dat ik het niet meer zo goed vind als vroeger’.

Dat is inderdaad de pest van herlezing: het kan een doorlopend feest van herkenning zijn, maar evenzogoed kan de hernieuwde kennismaking met een in het verleden geliefd boek een afknapper worden.

Zo nam ik ongeveer een jaar geleden Lieve jongens van Gerard Reve opnieuw ter hand voor een lezing die ik over de Grote Volksschrijver zou geven. Maar het weerzien viel me bepaald niet mee. De magie van toen, vijfendertig jaar geleden, de glans die destijds over de bladen had gelegen was bijna volledig verdwenen. En dat was een bittere pil, want ik had (en heb) Reve nog steeds hoog zitten.

Ik vond dat toen extra teleurstellend, omdat het juist die roman van Reve was die mij ooit, lang geleden, had gewonnen voor zijn oeuvre. Ik vond het nu slap geouwehoer dat nergens naartoe ging.

Een heel andere ervaring had ik de afgelopen herfstvakantie bij de herlezing van Tschick, de megabestseller van Wolfgang Herrndorf (alleen al in Duitsland zijn er tot september 2016 meer dan twee miljoen (!) exemplaren van over de toonbank gegaan. Veel plezier heeft de auteur daar trouwens niet aan beleefd, want ten tijde van de doorbraak van Tschick was al duidelijk dat hij leed aan een kwaadaardige hersentumor, waardoor hij zich op 48-jarige leeftijd van het leven zou beroven. Doch dit terzijde.).

Ik had er indertijd lucht van gekregen door een lovende recensie in De Volkskrant. Daarmee in het achterhoofd kocht ik de Duitse Originalausgabe in oktober 2013 bij een Raststätte (dat vond ik wel passen bij de sfeer van het boek: Tschick gaat tenslotte over een roadtrip door Duitsland).

Ik was in die oktoberdagen in 2013 op familiebezoek in Zuid-Duitsland en ik zou eigenlijk een heel ander boek gaan lezen, maar meteen bij de eerste bladzijde van Herrndorfs succesroman was ik verkocht.

En bijna datzelfde had ik nu, op de kop af vijf jaar daarna, gelukkig weer. De krankzinnige, surrealistische, maar bovenal ontroerende roadtrip greep mij wederom bij mijn lurven.

Reeds als kleine jongen hield ik van avonturenromans: De kleine kapitein, De scheepsjongens van Bontekoe, Het malle ding van bobbistiek, Koning van Katoren, In de ban van de ring en alle verhalen over Heer Bommel en Tom Poes van Marten Toonder, dat waren de boeken die stem gaven aan mijn bedeesde hang naar avontuur.

Tschick is op en top een avonturenboek: twee veertienjarige jongens crossen in een gestolen (pardon, ‘geleende’…) Lada Niva kriskras, zonder landkaart, zonder kompas en zonder plan door Oost-Duitsland en beleven daar de mafste dingen.

Door het hele boek heen zweemt ook de weemoed, de weemoed dat de hoofdpersonen Tschick en Maik Klingenberg weten dat dit niet kan duren, terwijl ze doen alsof de zomer die ze zo samen beleven voor altijd aan zal houden.

Wat het boek ook een melancholieke toets geeft is de overpeinzing van Maik, bij het zien van een buslading ouden-van- dagen, dat alle pensionado’s op elkaar lijken en dat tussen al die grijze muizen ooit het mooiste meisje van de klas heeft gezeten, zoals bij Maik die zomer de razendknappe en (dus) onbereikbare Tatjana zit. Het besef dat ook dat mooiste meisje van de klas ooit verandert in een tussen haar soortgenoten niet meer opvallende kleurloze bejaarde stemt Maik treurig.

Maar aangezien de jeugd niet blijft hangen in zwartgallige bespiegelingen en melancholie, eindigt Tschick optimistisch; Maik overpeinst dat zijn ouders en ook andere volwassenen altijd gezegd hebben dat de mens slecht is, en dat dat voor 99% van de mensheid misschien waar mag zijn, maar dat hij en Tschick die ene procent ontmoet hebben die goed is.

In het surrealistische, bizarre slothoofdstuk komt Maik nader tot zijn alcoholische (en op dat moment alweer beschonken) moeder die allerlei luxeartikelen uit hun villa in het zwembad gooit (‘Das ist alles egal’ zegt ze daarover tegen haar zoon, in een dronken tekeergaan tegen het materialisme), waarna ze zich in het zwembad gooit. Maik volgt haar en terwijl ze afzinkend hun adem inhouden bedenkt hij dat hij ‘der beste Sommer von allen’ zonder Tschick nooit beleefd zou hebben en hij overdenkt de mooie dingen die hem nog te wachten staan.

Samen met zijn moeder liggend op de bodem van het zwembad kijkt Maik naar boven waar ’twee geüniformeerden zich radeloos over het wateroppervlak bogen’. Ze lijken als uit een andere wereld te komen. En hij bedenkt tevreden dat je weliswaar niet eeuwig je adem in kunt houden, ‘aber doch ziemlich lange’.

Oftewel: er komt een tijd dat je terug zult moeten naar de harde werkelijkheid, maar je kunt ’toch tamelijk lang’ blijven zweven in je eigen, heerlijke wereldje.

Prachtig boek, mensen, Tschick, ga het lezen!

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *