Geluk
Duivenveertje zag je niet aankomen in het stadsgeraas landt onmerkbaar op je. Houd je adem in beweeg niet. © André Degen
Duivenveertje zag je niet aankomen in het stadsgeraas landt onmerkbaar op je. Houd je adem in beweeg niet. © André Degen
De bruid was die dag allerminst in een tophumeur: Een furieuze furunkel was die nacht uit haar halsje gebroken. Hoeveel pancake ze ook aanbracht, ze kreeg hem niet weggestreken. Het was of iemand was opgestaan uit protest tegen deze bruiloft. De gasten keken beleefd gegeneerd heen om deze onderhuidse woekering,misgeboorte…
Onderduiken in een volkstuinencomplex me terugtrekken achter een schermhaag koken op komfoor. Leven in een poppenhuis te midden van houtje-touwtjebouwsels leven naar het idee dat gaandeweg het bestaan je behuizing steeds krapper wordt totdat die precies passend is. Tot die tijd wil ik onkruid wieden in een kaboutertuin (omdat ook…
Het publiek hoorde mijn gedichten beleefd aan. Er werd beschaafd geklapt. De vragen na afloop bleven binnen de perken. Ik stootte niemand voor het hoofd. Bij de nazit hield ik mijzelf keurig in de hand. Vriendelijk maar beslist sloeg ik de uitnodiging van een bezoekster af om bij haar de…
Ik loerde over mijn boek heen: achter die horizon dook zij op gravend. Haar billen zo ongrijpbaar jong voerden me schommelend terug de minderjarigheid binnen. In weerloze overgave aan een ver weg vermoede man voorovergebogen nam ze het zand in haar armen als een nog ongevormde baby. Zo vol geestdrift…
Als mijn vrouw thuiskomt na gedane arbeid en mij vraagt: ‘En? Lekker gewerkt?’ knik ik neerkijkend op mijn lege blad. Als ik zie dat ze haar wenkbrauwen optrekt bij het zien van die ongerepte witheid zeg ik uitdagend: ‘Ik heb een dagje vruchtbaar gestaard.’ © André Degen
De zon zet aan tot een kuur van mildheid in het wijkgroen waar jong en oud door elkaar lopen. Een meisje dat gelukkig nog niet beseft hoe moeizaam jeugdig zijn later zal gaan pakt de pet af van een politieman. Hij laat schutterig zijn gezag afzetten ziet het wegdeinen op…
Willen jullie dat ik mijn goede voornemens kalk op de muren van mijn cel zoals de tien geboden op die stenen platen van Mozes zodat ik er elke dag tegenaan loop wat ik in het verleden vaak genoeg niet heb gedaan en ook in de toekomst nog wel eens na…
Wereldleed teruggedrongen tot knusse knisperkrant. Aan dat verticale tafelkleed smul ik van ellende elders. Met miniatuurdrietand sloop ik suikergoedbouwsel laat dwergijsberg afsmelten in duisterheet kaboutermeer. Als ik mij stilhoud tussen oude taarten kleertjeshondjes als disgenoot gaat misschien aan mij voorbij wat bijtgraag aan mij snuffelen komt waar kou en donker…
Ik schraap mijn gezicht van de spiegel. De afvoer is spreekbuis van mijn vermoeidheid. Als ik opduik uit de wasbak, zijn mijn trekken dan weggespoeld? Ik hang mij op in de strop van fatsoen schuifel langs dichtgeplamuurde façades. De bus is een rijdende wachtkamer. Doordeweekser kan de dag niet zijn.…