Gisteren (27 april 2024) was ik in het epicentrum van Koningsdag: Emmen. Ik was daar voor een familiebezoek, dus ik kon dit mooi combineren met een gang naar het centrum van ‘de minst aantrekkelijke gemeente om in te wonen‘, een kwalificatie die de stad (ja, hoewel Emmen in feite een dorp is, mogen we het een stad noemen) al jaren achtereen achtervolgt.
Ik ben niet koningsgezind, maar ik ben ook niet fel antimonarchistisch en ik zal dan ook geen leuzen tegen de koning gaan roepen op zijn verjaardag, zoals een handjevol verziekers deed in Amsterdam.
Sterker nog, ik stoorde mij zelfs aan het feit dat op het informatiescherm aan de looproute van de koninklijke familie het weetje verscheen dat de populariteit van de koning sinds 2020 (toen driekwart van de bevolking nog vertrouwen in hem had) met maar liefst 30% is gedaald. Dat mag waar zijn, maar ik vind het niet heel chic om dat een paar minuten vóór het verschijnen van onze Majesteit te projecteren.
Ik betrapte mij op een gedachte die de laatste jaren geslopen is in al mijn bezoeken aan massa-evenementen: wat als er nu een terrorist in het publiek rondloopt die een aanslag wil plegen? Het is een geniepig virus dat door mensen van een bepaalde persuasie in de hersenen van ons, vrije Westerlingen, is geplant en dat soms verlammend kan werken… Maar gelukkig is er op Koningsdag 2024 in Emmen niets ernstigs gebeurd.
Ik schreef zojuist wel dat ik niet koningsgezind ben, maar het is in mijn inner circle geen geheim dat Máxima in haar eentje van mij een vurig monarchist heeft gemaakt. Ik heb daarom enkele gedichten over haar geschreven. De avond vóór Koningsdag had ik nog met de gedachte gespeeld om deze uit te draaien en die dan tijdens een handschud-/selfiemoment langs de koninklijke wandelroute aan Hare Majesteit aan te bieden.
Maar ach, dat kunnen maar beter fantasieën blijven; waarschijnlijk zou Máxima mijn gedichten toch te vrijmoedig hebben gevonden. Hieronder plaats ik ter ere van Koningsdag en voor Máxima in het bijzonder ‘Majesteitsschennis’. Die titel is uiteraard met een knipoog, want het is verre van mij om onze koningin onheus te bejegenen.
Majesteitsschennis
Op Koningsdag
dring ik mij heel vroeg
een plaats vooraan
in de Oranjehaag.
Als de Koningin zich dan
tussen het volk begeeft
zal ik haar aanspreken
in haar moedertaal
zodat koningsgemaal
en beveiligers
niet tussen ons in
kunnen komen.
‘Majesteit, ik mag u niet
de rug toekeren
en dat zal ik
ook zeker niet doen
maar omgekeerd
mag u mij wel
uw achterkant tonen.
Ik heb daar
geen enkel bezwaar tegen
want u mag gerust weten
dat uw vorstelijke derrière
van mij een vurig monarchist
heeft gemaakt.
Zo dichtbij als uw
Zuid-Amerikaanse
bovenaardse
colinas nu zijn,
ze blijven voor mij
onbeklimbaar.
Zo graag wil ik mij eens
koning voelen
in een hemelbed
tussen zijden lakens
tussen uw billen
zachter dan
een hermelijnen mantel
zo stel ik mij voor
samen opstijgen naar
een ander vuurland.’
Een stierenek met oortje
onderbreekt mijn alleenspraak:
‘Wat sta je daar nou te bazelen man?
Valt hij u lastig, Majesteit?’
Ik houd mijn adem in
maar de koningin
schudt langzaam haar hoofd
en terwijl ze me strak aankijkt
zegt ze in smetteloos Nederlands:
‘Nee, deze man
droeg zojuist een gedicht voor
dat hij speciaal
voor mij heeft geschreven
maar een Nederlander
zou zoiets nooit begrijpen.’
© André Degen