Vandaag (25 februari 2023) maakte ik weer eens een lange wandeling onder het motto ‘Wandelen is het beste medicijn‘ van aartsvader van de Westerse geneeskunde Hippocrates. Dit keer was wandelen letterlijk een geneesmiddel: ik moest mijn geestelijke gezondheid weer hervinden, werkgerelateerde muizenissen uit mijn hoofd laten blazen door de koude wind op deze zaterdag (spoiler: dat lukte voor een groot deel).
Op mijn tweeënhalf uur durende voettocht kwam ik op een gegeven moment een mini-bieb tegen, een fenomeen dat een jaar of wat geleden (vijf? tien?) opdook in het Nederlandse straatbeeld. Medicijnkastachtige, vogelhuisachtige kastjes waarin mensen hun afgedankte boeken kunnen achterlaten en waaruit zij of anderen boeken kunnen lenen, zoals je dat in een normale bibliotheek ook doet.
De ongeschreven (en soms wel degelijk op het kastje geschreven) regel daarbij is dat je in ruil voor een geleend boek ook een boek inbrengt. Soms staat er ook bij geschreven dat je het uit de mini-bieb gepakte boek gewoon mag houden. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik dat in bijna alle gevallen doe. Ik had dat eerder gedaan bij een andere mini-bieb, waar ik The Stepford Wives van Ira Levin zag en bij een andere waar ik Les Justes van Albert Camus tegenkwam.
Nu stuitte ik op een klassieker van de grote filosoof/schrijver: La peste. Ik had dit boek herlezen in de begindagen van de coronacrisis (maart 2020). Hoe anders stonden we er nu voor: deze dag kom ik dit bericht tegen in De Volkskrant. ‘Het advies om te testen op covid vervalt, net als de isolatieperiode na een positieve test. Dit schrijft het Outbreak Management Team in een nieuw advies.’ Dat zijn woorden waarvan je de afgelopen drie jaar had gevreesd ze nooit meer te zullen lezen. Hieronder volgt het stuk dat ik bijna drie jaar geleden schreef op 18 maart – corona was krap aan een week in ons land – over La peste:
‘Gisteren (18 maart 2020), middenin de coronacrisis (als je dat woord intypt bij Google, krijg je ruim 28 miljoen hits…), heb ik La peste van Albert Camus uitgelezen.
Lang geleden had ik het boek al eens gelezen, maar ik werd als het ware aangezet het nog eens ter hand te nemen door een bericht dat de opkomst van Covid-19 de verkoop van Camus’ succesroman in Italië, de Europese brandhaard van het nieuwe virus, heeft opgestuwd.
Niet zo verwonderlijk, want er zijn treffende gelijkenissen tussen het Oran van de jaren veertig uit de vorige eeuw, waar op raadselachtige wijze de pest uitbreekt, en de wereld van nu die geheel en al in de greep is van de uitbraak van het mysterieuze coronavirus.
In een open brief aan literatuurcriticus Roland Barthes maakte Camus eens duidelijk wat hij voorhad met het schrijven van het boek: ‘La Peste, dont j’ai voulu qu’elle se lise sur plusieurs portées, a cependant comme contenu évident la lutte de la résistance européenne contre le nazisme. La preuve en est que cet ennemi qui n’est pas nommé, tout le monde l’a reconnu, et dans tous les pays d’Europe.’
(De Pest, waarvan ik wilde dat het op verschillende niveaus gelezen zou worden, gaat echter overduidelijk over de strijd van het Europese verzet tegen het nazisme. Het bewijs daarvoor is dat deze vijand niet genoemd wordt, maar dat iedereen hem herkend heeft, in alle landen van Europa).
Maar dit was blijkbaar niet duidelijk genoeg voor onze eigen Gerard Reve: Reve geeft in een gefingeerd vraaggesprek aan het begin van Tien vrolijke verhalen, lucht aan zijn grote ergernis tijdens de lezing van La peste:
‘Laatst las ik La Peste van Camus. Ik heb me kwaad gemaakt. Het is niet erg dat zo’n boek geschreven wordt (…) Maar dat men een boek als dit in de hoogte kan steken zoals men gedaan heeft, dat is mij een raadsel. Het is mooischrijverij. Zo vals en onwaarachtig als een schuimpje van zand tussen je kiezen. (raar en lelijk beeld – AD) Waar heeft hij het toch over? vroeg ik me aldoor af. Wat bedoelt hij toch? De oorlog, de mensheid, de bezetting, de vrijheid? Waarom zegt hij niet wat hij bedoelt?’
Trouwe lezertjes van dit weblog (ik ga er gemakshalve vanuit dat die er zijn) weten dat ik een groot liefhebber ben van het oeuvre van Reve, maar hier vind ik toch dat hij de plank volledig misslaat.
Hij begaat in mijn ogen namelijk een grote blunder door zijn uitspraak over het vak van schrijver: hoezo moet een schrijver ‘zeggen wat hij bedoelt’? Volgens mij was nou juist het aantrekkelijke van letterkundige werken dat je ze op veel verschillende manieren kon lezen en uitleggen.
Werkelijk onbegrijpelijk, dat briesende commentaar van De Grote Volksschrijver. En dan, een regel verder, Camus afserveren met de kwalificatie ‘een soort vader Cats voor de kleinburger die te langzaam van begrip is om iets rechtstreeks te kunnen vatten’, ach, ‘laten we maar uitscheiden’, om het in Reve’s eigen woorden tijdens dat verzonnen interview te zeggen.
Terug naar La peste. In een artikel staat een interessante passage waarmee we de kern raken van het boek:
‘Il ne s’agit donc pas, nous l’avons bien compris, d’une simple maladie. L’écrivain installe un débat plus vaste, une plus ample réflexion par laquelle s’exprime un humanisme sceptique et lucide. L’épidémie apparaît en quelque sorte comme le corps physique, la forme concrète d’un mal abstrait, du Mal existentiel, et donc du malheur des hommes au demeurant.’
De vertaling van dit lange citaat luidt: ‘Het gaat niet simpelweg om een ziekte, dat is nu wel duidelijk. De schrijver zwengelt een meer omvattend debat aan, een weidsere gedachtengang waarin vorm wordt gegeven aan een sceptische en lucide vorm van humanisme. De epidemie doet zich in zekere zin voor als een stoffelijk iets, een concrete vorm van een abstract kwaad, van het existentiële Kwaad, dus eigenlijk van het ongeluk van de mensen.’
De Pest, dat is natuurlijk niet alleen maar de ziekte veroorzaakt door het bacil Yersinia pestis, maar het is een symbool voor het absurde van het menselijk bestaan, waarin er zomaar, uit het niets, zo lijkt het, een virus opduikt dat het slechtste maar ook het beste in mensen naar boven haalt, een ziekte waarin je evengoed een straf van God kunt zien als een stom toeval.
Het virus dwingt ons ons ware gezicht te laten zien: hoe verhouden wij ons in deze tijden van crisis en gevaar ten opzichte van andere mensen – en ten opzichte van onszelf? Zijn we solidair, egoïstisch? Laten we ons leiden door blinde angst en geruchten of proberen we het hoofd koel te houden en luisteren we zoveel mogelijk naar de feiten?
In deze tijden leren we onszelf én de ander beter kennen. En, of we nu besmet worden door het virus of niet, na deze periode zal niemand ooit meer hetzelfde zijn. Dat is naar mijn idee de boodschap en de diepere betekenis van La peste.’