Ze dook op uit een ver, smoezelig verleden, zoals een stervende brasem aan de oppervlakte van een vervuilde vaart.
Ik zag een onbekend nummer in het schermpje van mijn telefoon en ik aarzelde: opnemen of niet?
Het was als met het nummer van een lot uit de loterij: het kan je leven veranderen, maar achteraf was het verstandiger geweest het meteen weg te gooien, omdat je er toch niks mee won. Het had je een hoop ergernis en ellende bespaard.
Ze viel bij me binnen en na een kwartier had ik me al door misbruik, mishandeling, drankzucht, werkloosheid en gedwongen abortus heen geluisterd.
Ik moest opletten: deze lamprei had zich al eens aan mij vastgebeten – met succes.
Waarom belde ze mij? Had ze geld nodig? Als dat zo was, liet ze het niet doorschemeren. Stelde ze belang in mij? Dat bleek uit niets.
Door de rode knop te bedienen kon ik haar het zwijgen opleggen, laten verdwijnen, zoals een beul met één handbeweging de elektrische stoel in werking zet. Maar ik was haar genadig. Ik kon haar op elk gewenst moment wegdrukken.
Niet dat ik van die macht genoot, want in het kielzog van haar woordenstroom dreven allerlei wrakstukken mee van lang geleden. Ik moest daar behoedzaam omheen laveren om hier ongeschonden uit te komen.
Het lukte me dan toch me los te wringen uit de knellende band die ze om mijn hoofd legde. Ik deed de toezegging haar te ontmoeten, op neutraal terrein.
Ik heb ondertussen haar telefoonnummer geblokkeerd, anonieme oproepen beantwoord ik niet, ik kom zo weinig mogelijk mijn huis uit en als ik de post doorneem, beginnen mijn handen te trillen.
Zij is een gijzeling begonnen, maar tot op de dag van vandaag weet ik niet wat het losgeld is.