Ik loerde over mijn boek heen: 
achter die horizon 
dook zij op 
gravend.
Haar billen 
zo ongrijpbaar jong 
voerden me schommelend terug 
de minderjarigheid binnen.
In weerloze overgave 
aan een ver weg vermoede man 
voorovergebogen 
nam ze het zand 
in haar armen 
als een nog ongevormde baby.
Zo vol geestdrift 
zou ze niet graven 
als ze wist 
dat ze een graf dolf.
De zee stortte zich op haar 
gelijktijdig overal om haar heen…
Kon ik maar iets opbouwen met haar 
voor mijn part kortstondig 
als dat zandmonument.
Moegespeeld ging ze op een rots zitten 
en kamde daarbij ook nog haar haren.
’s Avonds was er veel rode wijn nodig 
om aan te vullen 
wat was weggespoeld 
met het bloed 
van de ondergaande zon.   
© André Degen