Met haar als reisgezel beklim je natuurlijk de hoogste bergen en doorsta je alle ontberingen!
Een column van Aaf Brandt Corstius in de Volkskrant van vandaag (28 augustus 2015) brengt me ruim twintig jaar terug in de tijd. Aaf heeft het in ‘Backpacken was vroeger helemaal niet beter’ over de verloren gegane (valse) romantiek van rondreizen met een volgestouwde rugzak. Ze denkt vast te mogen stellen dat er geen echte backpackers meer zijn; zij die vroeger met een rugzak reisden hebben hun hele hebben en houden voor onderweg heden ten dage in een rolkoffer gestouwd.
Die overgang was mij eerlijk gezegd nog niet opgevallen; volgens mij heb je reizigers met rolkoffers (stewardessen verplaatsen zich bijvoorbeeld uitsluitend met zo’n koffer op wieltjes) en je hebt de echte rugzaktoeristen, maar dat zijn als het ware twee gescheiden reizigersstromen. En je zult ongetwijfeld overstappers hebben (vaker van rugzak naar rolkoffer dan omgekeerd, omdat wij gaandeweg ons leven immers nu eenmaal meer op luxe en minder op ontberingen gesteld zijn), maar om nou te concluderen dat er geen rugzaktoeristen meer zijn…
Zelf heb ik gedurende dertien jaar gebackpackt, waarbij vooral de eerste tien jaar the real thing waren: Indonesië, India, China, Nepal, Tibet, Vietnam, dat werk. Na die rugzakreistijd kwam er een kind in mijn leven (en daar was en ben ik dolblij mee) en dan ga je anders reizen; ik tenminste wel. Je hebt mensen die hun kleine spruit door de tropenhitte van Java sleuren of die hun baby meenemen naar een hoogte van 3660 m (ik heb het zelf gezien, in Lhasa, bij een jong Nederlands stel; die hadden zeker nog nooit van hoogteziekte gehoord).
Ik heb dat zelf nooit gedaan, hoewel ik echt niet bangelijk ben ingesteld. Ik ben nogal ziek geworden in India (ik importeerde na mijn rondreis door Rajasthan de Campylbacter-bacterie en de giardia-parasiet naar Nederland) en dat had ik mijn kind nooit willen aandoen. Vandaar dat mijn bestemmingen na de geboorte van mijn zoon iets ‘braver’ en dichter bij huis waren. Toch is bij mij het verlangen naar die rugzaktijd altijd blijven knagen.
Mijn gedicht Reisgezel (dat natuurlijk niet per se autobiografisch hoeft te zijn) gaat over zo iemand die heimwee heeft naar die backpacktijd. Ik vind het zelf een van mijn geslaagdere gedichten, maar gek genoeg maakt het nooit wat los bij mijn Geliefd Publiek. Maar hier is het, omdat ik er zelf nogal op gesteld ben:
Reisgezel
Zonder mijn ruggesteun zakte hij ineen.
Ik had de bodem uit zijn bestaan gehaald.
Samen de halve aardbol over gereisd
lagen hij en ik perfect in balans.
Maar ik besloot een kind op die plek te hijsen.
Sindsdien kijkt dat uitdagend de wereld in.
Ik weet ook wel, ik nam te makkelijk afscheid.
‘Oké, bedankt, ik ga kinderen krijgen.’
En ik koos laffe bestemmingen voortaan
waarmee een backpacker niet thuis kan komen.
In een uithoek van mijn hoofd bleef het knagen
als ritselende muizen op een zolder.
Het besef: die andere wereldhelft wacht nog op mij.
En daarvoor heb ik zijn tegenwicht nodig.
Als startpunt begon ik met de beklimming
naar zijn verblijf in het hoogste deel van mijn huis.
Zijn ingedeukt innerlijk klopte ik uit.
Uitgeschud stof ging ons voor op de wind.
Mijn bureauglobe begon weer te stralen.
Verre bestemmingen binnen handbereik.
Ons kind liet ik langs mijn rug afglijden,
zette het met beide benen op de grond.
‘Papa gaat nu even wat voor zichzelf doen.’
En dat was iets tussen mij en mijn rugzak.
Samen zochten wij de turbulentie weer.
© André Degen