
Gisteren (7 maart 2025) had ik een muziekluisteravond met enkele buurtgenoten; stuk voor stuk zestigplussers die bovengemiddeld van muziek hielden, waarbij een enkeling zelfs het predicaat ‘muziekmaniak’ verdiende. De sessie vond plaats bij mijn buurman, aangezien hij over de beste geluidsinstallatie beschikt (waar ik – niet eens stiekem – best wel jaloers op ben).
De opzet van deze luistersessie was dat iedere deelnemer een aantal muziekstukken meenam (dat hoefden niet per se popnummers te zijn) die hem bijzonder na aan het hart lagen en die hij graag aan de anderen wilde laten horen. Daarbij was het de bedoeling dat ieder nummer beluisterd werd zonder tussentijds commentaar.
‘Waarom doen we dit eigenlijk niet vaker?’ was een vraag die we elkaar stelden, toen we, in bioscoopopstelling, gingen zitten op een meter of vijf afstand tegenover de fantastisch klinkende boxen. Te vaak is muziek alleen maar achtergrond, iets waar je met een half oor naar luistert. Hoe vaak ga je er, zoals deze avond, nu eens écht voor zitten, om intensief te luisteren naar de verschillende instrumenten en de arrangementen? We zouden dat vaker moeten doen.
Onze gastheer startte met een aparte versie van Sweet Jane van Lou Reed: het nummer leek uitgevoerd te zijn voor een klein publiek in een club of een intiem zaaltje. Ome Lou was die avond in een zeldzaam jolige bui, want hij gooide tussen de tekstregels allerlei meligheden door (waardoor het een wel érg lang uitgesponnen versie werd, dat moet gezegd worden).
Het tweede muziekstuk was – voor zo’n avond als deze- nogal opmerkelijk: The Gift van The Velvet Underground. Ik kon dat zeker waarderen, want ik ben al sinds jaar een dag een fan van de groep en The Gift had ik al vele jaren niet meer beluisterd. Het was een fijne ervaring het even morbide als humoristische verhaal weer eens voorgelezen te horen worden door John Cale.
Arme Waldo Jeffers: dacht hij als origineel verjaardagscadeau zichzelf in een grote doos per post aan zijn vriendin Marsha op te moeten sturen, maar die blijkt dat weekend vreemd te zijn gegaan met ene Bill (met Bill van bil… oei, mijn zoon zou dit kwalificeren als een erg slechte grap), Marsha’s vriendin Sheila noemt Waldo een ‘schmuck’ (een idioot) en tot overmaat van ramp doorklieft diezelfde Sheila zijn hoofd aan het eind van het verhaal met een metaalschaar, omdat zowel Marsha als zij het postpakket niet op een normale manier open kunnen krijgen: ‘And right through the center of Waldo Jeffers’ head/ Which split slightly and caused little rhythmic arcs of red To pulsate gently in the morning sun’.
De overgang naar Strand van Boudewijn de Groot kon niet groter zijn, maar dat kon deze avond; we sprongen van The Osmonds naar Bettie Serveert en van Johnny Cash naar Underworld (met het heerlijke Cowgirl dat – eerlijk is eerlijk – pas na ruim drie minuten écht goed op gang komt).
Enkelen van ons (en daar behoorde ik toe) verzuchtten dat je in je leven maar een fractie van alle ooit gemaakte muziek zult kunnen horen. Zoveel mooie klanken moet je onbeluisterd laten en van zoveel muziekstukken weet je niet eens het bestaan af. Nou ja, met de dooddoener ‘Wat niet weet, wat niet deert’ moeten we dat knagende gevoel maar dempen.
Na vier uur intensief luisteren zag ik eens te meer de waarheid in van Friedrich Nietzsches uitspraak (uit Götzendämmerung): ‘Ohne Musik wäre das Leben ein Irrtum.’ En ik begreep waarom Baudelaire het sonnet La Musique geschreven had. Niet voor niks had ik jaren geleden voor mijn zoon het gedicht Muziek, mijn jongen! geschreven.
We sloten deze muziekavond af met een deel uit de de Vijfde symfonie van Gustav Mahler. Het is met de zware muziek van Mahler zo als met Gerard Reves antwoord op de vraag of hij op de televisie de dagsluiting wilde verzorgen: ‘Als ik de dag sluit, gaat hij nooit weer open.’
Maar dat bleek de volgende dag (8 maart 2025) mee te vallen: deze zaterdag opende met een stralend zonnetje.





