Ik schraap mijn gezicht
van de spiegel.
De afvoer is spreekbuis
van mijn vermoeidheid.
Als ik opduik
uit de wasbak,
zijn mijn trekken dan weggespoeld?
Ik hang mij op
in de strop van fatsoen
schuifel langs
dichtgeplamuurde façades.
De bus is een rijdende wachtkamer.
Doordeweekser kan de dag niet zijn.
Op de toetsenborden worden weer
ongehoorde rêverieën gespeeld.
In mijn hoofd ligt grijze boetseerklei
te grijp voor gretige klauwen.
© André Degen