In een krakersbolwerk
liep ik Saar mooi punkbeest
tegen ‘t zachtgebleven lijf
dat die piercings niet nodig had
om in vorm te blijven.
Saar ‘hield van mannen met verrotte koppen
waaraan je kon zien
dat ze hadden geleefd’;
ze keek mij dus met minachting aan. �
Ik kan Saars bewondering naar mij toe halen
door mijn lichaam uit te roken
mijn lever stuk te drinken
zodat mijn lijf een kraakpand wordt
waar zij graag in woont. �
Na jaren kom ik dan terug bij Saar
om haar trots
mijn uitgewoonde kop aan te bieden
op een presenteerblaadje
maar waarschijnlijk zou ze dan zeggen:
‘Mmm… bij nader inzien
vond ik je met die babyface toch lekkerder.