Ster

(Vandaag onder de rubriek ‘Gedicht van de week’ bij uitzondering een prozagedicht. Ik doe dat omdat het over John Lennon gaat en dat vond ik natuurlijk passend op zijn sterfdag -AD-)

Hij loopt de vliegtuigtrap af – langzaam, blijft even dralen tussen hemel en aarde, alsof hij denkt: waar hoor ik nu eigenlijk thuis? – daalt dan af naar de stervelingen.
Even later plakt het gegil met klamme handen als zeesterren aan de ruiten van de limousine die hem naar het hart van de stad zal dragen. Dezelfde handen die hem de kleren van het lijf willen rukken gaan vanavond weer juichend voor hem omhoog. Dezelfde handen die hem gewillig naar de kade dragen als hij heeft gecrowdsurft kunnen scharen hanteren en hem een haarlok afknippen.
Op de rondvaart door de grachten kijkt hij schuin omhoog, weg van de telelensgierennekken die zich maar al te graag over zijn lichaam ontfermen – het liefst als zijn leven aan stukken ligt.
Achter hem de sidderende bladermassa, flauwe afspiegeling van de krijsende menigte die vanavond in de arena voor hem zal deinen.
Ziet hij de noten voor weer een nieuwe hit als paardenbloempluisjes voor zich langs zweven? En bestaat het scheppingsproces er voor hem alleen maar uit om die zaadjes uit de lucht te plukken en in het juiste bed te stoppen?
Wij willen horen dat ook zijn leven-buiten-categorie gewoon mensenongeluk kent, maar nee, de verdeling van het geluk is niet een eerlijke optelling van plussen en minnen die eenieder uiteindelijk hetzelfde portie geluk toebedeelt; hem komt alles toe, alles waait hem aan.
Zelfs dat hij voortijdig uit het leven wordt geschoten verandert daar niets aan: zijn weken waren andermans jaren.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *