Stedeling

Er moet een spiegelruit zijn
waarin ik mij ophoud.

Een etalagepop
laat een mens
voor zich knielen

Kijkt het winkelpubliek
zover van zich af
dat de schaamte
haar niet omkleedt.

We staarden in onze glazen
waar de liefde
stil uiteenviel.

Een lichaam uit het lood
kocht duivenliefde
door gul te strooien.

De stad min jou
een nul
die mijn ringvinger afkneep.

In de wasserette
open ik de patrijspoort
en ik zie ons
slappe drenkelingen
over elkaar heen tuimelen.

© André Degen

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *