Vandaag (27 augustus 2021) voel ik mij geroepen mij ook maar eens te mengen in de lauwe discussie die de afgelopen week is opgekabbeld naar aanleiding van de verschijning van het nieuwste overbodige boek (zijn vierentachtigste! God bewaar me) van Herman Brusselmans: Geschiedenis van de moderne literatuur. Wat Reve ooit in Tirade schreef over een in zijn ogen onverteerbare gedichten brakende verzenknutselaar, geldt in feite ook voor Brusselmans: hij moet maar eens duchtig geranseld worden, dat hij ophoudt duur papier te bederven.
Maar goed, het boek is er nu eenmaal, dus we kunnen het er net zo goed even over hebben. Niet te lang, want er valt nog meer – en zoveel nuttigers – te doen. Want, man, man, wat dient Brusselmans een uitgekauwde, lauwe, onverteerbare prak op!
Zo maakt hij de ‘vlezige’ Stella Bergsma belachelijk met haar ‘blonde pruik’, ‘knullig aangebrachte lipstick’ en ‘hangtieten’. Rasoptimist Rutger Bregman zet hij weg als een ‘mislukte goeroe’ met een ‘spraakgebrek’. Griet Op de Beeck heeft volgens hem ‘knotsknieën’ en Lize Spit ‘ongetwijfeld schimmel in haar pruim’.
Het kan aan mij liggen, maar dit is toch helemaal geen ‘stilistische afzeikerij’, zoals Sander Becker stelt in een artikel in Trouw? Ik word hier niet heet of koud van, ik vind het alleen maar knullig en stomvervelend om te lezen. En dan te bedenken dat dit ruim 600 (!) bladzijden zo door gaat. Ik moet er niet aan denken me door deze misselijkmakende rijstebrijberg heen te moeten eten (en daarachter ligt niet eens Luilekkerland!).
Sander Becker, de kritiekloze interviewer in het Trouw-artikel, ziet er wat anders in: ‘Zijn nieuwste boek Geschiedenis van de moderne literatuur, een beschouwende roman, is een vileine aanklacht tegen de ingedutte literaire wereld. In ironisch proza sneert hij erop los. Geen enkele schrijver is veilig voor zijn giftige ganzenveer.’
‘Een vileine aanklacht tegen de ingedutte literaire wereld’… toe maar weer. Ik zie het meer als bot gescheld zonder enige stilistische meerwaarde.
Mijn collega Coen Peppelenbos stelt op zijn weblog: ‘Herman Brusselmans wil reuring maar ontvangt slechts onverschilligheid en medelijden’. En zo is het maar net: Brusselmans wekt helemaal geen woede met zijn ‘Bottebijltjesdag’ waar hij zo op had gehoopt, maar slechts een vermoeide meewarigheid. En dat is eigenlijk best zielig.
Niks polemiek, niks leven in de brouwerij; de aangevallen schrijvers/schrijfsters vinden het niet eens de moeite hier in een polemiek op te reageren. Ze houden het bij een bijtende tweet en dat is het. Zo reageert Stella Bergsma raak met: ‘Wat leuk! Herman Brusselmans pakt de literatuur genadeloos aan. En komt met het stilistisch virtuoze commentaar dat ik hangtieten heb!’
Het is natuurlijk sowieso al een zwaktebod om je literair te willen manifesteren met weinig subtiele scheldkanonnades; schrijf liever gewoon een goed boek (en nee, dan niet wéér de bekende thema’s wanhoop, motorrijden, verliefdheid, impotentie en de bestrijding daarvan, ontremde gedachtes over vrouwen, schrijvers, herinneringen aan de jeugd, en veel te lang uitgesponnen ontboezemingen over het dagelijks leven van een angstige schrijver in Gent, want die hebben we al veel te vaak voorbij zien komen in het oeuvre van Brusselmans!).
Maar goed, van mensen beledigen heeft Brusselmans zo ongeveer een dagtaak gemaakt; hij werd er in 2000 ook al eens voor veroordeeld toen hij de Belgische modeontwerpster Ann Demeulemeester een ‘dwergpoliep met puitenogen’ (‘puit’ is Vlaams voor ‘kikker’ – AD -) noemde (ik probeer me trouwens de scène in de rechtbank over deze zaak voor te stellen; zou de openbaar aanklager c.q. de rechter zich goed hebben kunnen houden toen ze deze kwalificatie moesten uitspreken? Doch dit terzijde.).
En dan te bedenken dat ik aan het begin van deze eeuw een groot fan van Herman Brusselmans was. Ik las, vrij snel achter elkaar, boeken als De man die werk vond, Het zinneloze zeilen, Heden ben ik nuchter, De terugkeer van Bonanza, Pitface en nog een stel andere. Maar na ruim tien romans verflauwde mijn aandacht en ik las nooit meer iets van hem.
Brusselmans kan beter stoppen met schrijven (dat scheelt weer een hoop kostbaar papier) en workshops Portrettekenen gaan geven: ‘Hoe maak ik een karikatuur voor mijzelf?’