In civitate Frisiae, cui nomen Leovardia, stat
schola nobillisima…
Hora ruit, tempus fluit, het uur snelt voort, de tijd vliedt heen, zeiden de Ouden reeds. Talloze malen heb ik dat al ondervonden en de afgelopen dagen was dat niet anders.
Ik had mezelf nog wel zo voorgenomen snel terug te komen op de reünie van afgelopen zaterdag in Leeuwarden. En nu is er dus alweer een week voorbijgegaan. Maar goed, potius sero quam numquam, zoals alweer die Ouden zeiden, oftewel: beter laat dan nooit.
Anders dan bij de vorige keer, vijf jaar geleden, trof ik nu mensen die ik graag nog eens sprak: naast de in mijn vorige bijdrage al genoemde Ellen van Bon waren dat (niet per se in volgorde van opkomst) Joost de Jager, Karin Goedemoed, Marie-Cecile van Hintum (die wij indertijd – en nu weer – ‘MC’ noemden) en Emmy (inmiddels Emma, maar voor vandaag weer even Emmy) Knol. Met hen heb ik de hele dag opgetrokken en had ik levendige gesprekken.
Interessant om te zien hoe je omgang met de mensen zich op zo’n dag natuurlijk schikt: de ene ex-klasgenoot groet je alleen in het voorbijgaan en met anderen blijf je de hele dag praten en lachen.
We kletsten, haalden herinneringen op en hadden lol.Was er dan helemaal geen wanklank? Jawel, maar die dissonant kwam niet voort uit het gezelschap waarin ik verkeerde. En hij kwam ook volkomen uit de lucht vallen, tijdens het middagprogramma in de Grote Kerk.
Ik was aanvankelijk van plan mee te gaan met de stadswandeling, die zou starten bij diezelfde Grote Kerk. Maar toen het voltallige groepje reünisten met wie ik aan de praat was geraakt in de Grote Kerk bleef heb ik maar van de stadstour te voet afgezien. Ik zal nooit weten wat ik daarmee gemist heb.
En, wat zouden we deze middag te zien en te horen krijgen? ‘Kunstschilder, communicatiestrateeg en talkshowhost Wytze Visser rijgt op onnavolgbare wijze schoolherinneringen aan elkaar van alumni. Een afwisselend en speels programma over obstinaat gedrag, fuiven en natuurlijk ook de Romereis’, zo heette het op de reüniesite.
Nou, daar valt het nodige op af te dingen. Ten eerste deed de heer Visser dat niet echt ‘op onnavolgbare wijze’. Of je moet het feit dat iemand een microfoon vasthoudt en beurtelings gesprekspartners om hem heen vraagt naar anekdotes uit hun gymnasiumtijd ‘onnavolgbaar’ noemen.
Was deze fantasieloosheid nog te verdragen geweest, onverteerbaar was – in ieder geval voor mij – dat Wytze Visser mijn oud-lerares Frans mevrouw Glaudé postuum onteerde.
Wat dit soort nostalgische bijeenkomsten juist leuk maakt is dat leraren van vroeger raak worden getypeerd; een karakteristiek gebaar, een frappante uitspraak, bizarre kledij, dat zijn de dingen die een reüniegezelschap vertederd doen lachen. Maar je gaat niet achteraf een leraar neersabelen.
Op een gegeven moment zei Visser van mevrouw Glaudé dat ze de gewoonte had haar arm nogal ferm uit te strekken, als ze haar priemende vinger op je richtte. ‘En dan begonnen haar kipfilets te trillen.’
Dit vond ik al al tamelijk smakeloos en ongepast. Ja goed, al in de tijd dat ik les van haar had (1976-1979) was mevrouw Glaudé wat je noemt een oud besje. Ze droeg haar haar altijd in een knotje, had ouderwetse rokken aan en oogde verder ook ronduit oud. Maar om dan tijdens een verder gemoedelijke reünie te beginnen over iemands ‘kipfilets’, nee, dat vind ik een gebrek aan goede smaak.
Maar de grenzen van fatsoen werden wat mij betreft overschreden toen Visser over haar adem te spreken kwam. Deze rook nogal vreemd en dat schreef Visser toe aan drankgebruik… Voerde bij daar bewijs voor aan? Nee, het was pure veronderstelling…
Haar inderdaad nogal apart geurende adem was naar mijn idee toe te schrijven aan een ziekte (misschien wel de gevreesde ziekte die met een ‘k’ begint en op ‘anker’ eindigt), dus niet bepaald aanleiding voor een onsmakelijke, grappig bedoelde speculatie zoals de ‘onnavolgbare’ Wytze Visser deed.
Vissers stijlloze typering van mevrouw Glaudé vond zo snel plaats dat het mij overrompelde. Anders was ik misschien wel opgestaan om hiertegen in het geweer te komen (jullie moeten deze weblogbijdrage dan maar zien als een protest-met-vertraging tegen het optreden van Wytze Visser).
Ze was in mijn ogen een tragische figuur: bij mijn weten had ze kind noch kraai en naar indertijd verluidde, heeft ze vele jaren voor haar hulpbehoevende moeder gezorgd. Later kwam mij ter ore dat ze welgeteld één jaar van haar pensioen heeft kunnen genieten, toen is ze gestorven.
Jammer dat dit gebeurde. Het wierp voor mij een schaduw over een voor de rest gezellige bijeenkomst van oud-leerlingen van het Stedelijk Gymnasium Leeuwarden.
De avond viel en ‘ons groepje’ begaf zich op weg naar een pizzeria in Leeuwarden. Ik liep op dat moment naast ‘MC’ en we hadden het over lang geleden. We constateerden dat het grootste deel van ons leven voorbij was en ik vatte die stand van zaken als volgt samen:’Van mij zal nooit meer iemand zeggen: ‘Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.’ En dat is een voor de hand liggende maar daarom niet minder treurig stemmende constatering.
Tsja, een reünie, dan is de weemoed nooit ver weg…