Hallelujah. Prijst den Heere, looft God en jubel in den hoge! Ik heb Hem gezien! Ja, vandaag (3 januari 2014) heb ik Hem mogen aanschouwen.
Pardon, hoor ik mijn trouwe lezertjes mompelen, wat bezielt hem nou, is hij ineens godvruchtig geworden? Nee hoor, ik kan jullie geruststellen. Ik heb deze stormachtige dag niet de Heer van aangezicht tot aangezicht gezien; ik stond oog in oog met Bubo Scandiacus, de wetenschappelijke naam voor de sneeuwuil.
Zoals trouwe lezertjes van dit weblog weten, ben ik een best fanatieke amateur-vogelaar. Ik volg enkele keren per dag de ontwikkelingen op waarneming.nl, om te zien of er ook interessante dwaalgasten ons land zijn binnen gewaaid.
Op 30 december werd de ‘Hedwig-uil’ voor het eerst gespot, op Texel. Niks menselijks is deze vogel blijkbaar vreemd, want hij deed ook aan island hopping: hij stak de volgende dag over naar Vlieland. En daar is hij tot op de dag van vandaag gebleven.
De afgelopen dagen heb ik me enigszins zitten verbijten: door burgerlijke omstandigheden kon ik tijdens Oud- en Nieuwjaarsdag en de dag daarna niet van huis weg en elke dag dacht ik: nu is de sneeuwuil verdwenen en is mijn kans op het zien van deze bijzonder mooie en zeldzame vogel verkeken.
Vandaag stond ik om 6.00 u. naast mijn bed, om de boot van 9.00 u. naar Vlieland te kunnen halen. Toeval: juist op deze dag stond er in de (papieren) Volkskrant een artikel (‘Veerbotenoorlog’) over de rederij Doeksen (eerder waren daar ook al artikelen over verschenen).
De weersvoorspelling was niet erg bemoedigend voor een lekker dagje vogelen: regen in de morgen, korte opklaringen en meteen daarna weer ‘pittige buien’, ‘met hagel en zware windstoten’ en aan de kust een zuidwester(bijna)storm van 8 Bft. Ga d’r maar aan staan.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet weet wat voor gedrag een sneeuwuil vertoont in de stromende regen. Zoekt hij dan de beschutting op van het dichtstbijzijnde bosje? Ik weet dat hij een toendravogel is en tegen lage temperaturen bestand is, maar kent hij daarboven, aan de uiterste rand van Lapland wel vloeibare neerslag?
Op de boot keek ik naar buiten, waar twee grijsheden elkaar ontmoetten. En de grens tussen die beide was eveneens grijs. Ik wil het niet hebben over ‘vijftig tinten grijs’, maar meer dan vijf waren het er wel, deze morgen.
Eenmaal op Vlieland stuitte ik, in het tijdsbestek van enkele minuten, op een staaltje van onvervalste onbeschoftheid van de plaatselijke busmaatschappij en de V.V.V. En in dat informatiecentrum bleek het in mijn winterdagarrangement beloofde V.V.V.-attentie een… gratis flutkrantje te zijn… Ja, Doeksen wist wel wat-ie weggaf.
Maar goed, dit waren speldenprikjes voor mijn humeur dat vandaag een olifantenhuid om leek te hebben. De bus die stationair schuin tegenover de uitgang van de aanlegplaats stond te draaien vertrok pas om half twaalf en, verklaarde de chauffeur met adembenemende klantvriendelijkheid, hij ging ook niet de goeie kant op…
Dus regelde ik een taxi met enkele andere vogelaars die ook speciaal voor de bubo scandiacus kwamen. Er ontstonden Verre Oosten c.q. Afrikaanse taferelen: met negen man geperst in een terreinwagen waar hooguit vijf mensen in konden. De twee jongens in de achterbak zaten zelfs zo krap dat ze aanvankelijk verhinderden dat de achterklep dicht kon. Ook de snelheid die de jonge chauffeur inzette deed mij denken aan die van de matatus in Kenia die daar de wegen onveilig maakten.
Maar goed, hij bracht ons zonder kleerscheuren naar de plek van bestemming die de merkwaardige naam Vallei van het Veen en Vianenslid droeg. Daar stond al een handjevol vogelaars, enkelen gewapend met optische kanonnen. Zelf ben ik (nog) niet in het bezit van een goede telescoop (en als mijn debuutroman geen bestseller wordt, betwijfel ik of die er ooit komt), maar enkele vriendelijke ornithologen gunden mij welwillend een blik door hun Swarovski-lenzen.
En toen zag ik Hem, pardon Haar (de sneeuwuil was bij nader inzien een vrouwtje). Om zich heen kijkend, haar veren poetsend, gapend zelfs. En dat anderhalf uur lang. Jongens en meisjes, ik was blij & gelukkig, wat zeg ik: ik was euforisch! Ik had een triomfantelijke brul door de duinen laten schallen, als ik daarmee de sneeuwuil niet had verjaagd. Even klopte alles in mijn leven. na die anderhalf uur stilstaan en turen was ik danig verkleumd, maar een warme gloed doorstraalde mijn leden.
Het nieuwe jaar is nog maar drie dagen oud en het kan nu al niet meer kapot! Waar heb ik het aan verdiend?