Nou, van mij kan het jaar nu écht beginnen!

Dit was een van de beste berichten die ik de laatste jaren heb mogen ontvangen.

Huh? hoor ik jullie denken, wat heeft die vent nou? Waarom kan het jaar, twee dagen na de officiële start, pas nu beginnen voor André? Dat vraagt om een nadere verklaring.

Afgelopen maandag (28 december 2020) waren mijn vrouw en ik bij vakantievrienden op bezoek. Ik weet het, de heren Rutte en De Jonge raden ons, landgenoten, aan zoveel mogelijk thuis te blijven – en daar geven wij over het algemeen braaf gehoor aan -, maar deze mensen hadden we jarenlang niet gezien en de kerstvakantie, zo meenden wij, bood een prima gelegenheid elkaar weer eens te zien. Dus togen wij naar het midden van het land.

Wat wij tijdens dat bezoek niet wisten was dat er in ons midden een jongen zat die enkele dagen daarvoor omgang had gehad met een andere jongeman die ‘positief uitsloeg’ en de dag vóór onze komst getest was. Hadden we dat wél geweten, dan waren we nooit naar B… gegaan, dat moge duidelijk zijn.

Om even de situatie te schetsen: wij zaten op niet steeds anderhalve meter afstand, in een niet regelmatig geventileerde ruimte, urenlang tegenover iemand die dus, zonder dat wij dat wisten, besmet was. Tot overmaat van ramp hielp hij mee de tafel te dekken, deed een greep in het mandje met toastjes waar wij ook uit aten en praatte uitgebreid met ons. Oftewel: tijdens die uren was er alle gelegenheid voor het geniepige virus om op ons over te springen.

Dinsdag in de namiddag kreeg ik pas te horen dat deze jongen positief getest was. Ik haat modieuze clichés, maar ik ben bang dat ik er nu niet aan ontkom: het traject waar ik vanaf dat moment in terechtkwam laat zich het best omschrijven als een ‘rollercoaster van emoties’; je vloekt, je tobt, je probeert de strekking van het bericht van je af te zetten, je voelt een machteloze woede in je opkomen, je bent bang (lees: schijtsbenauwd), je vloekt nog een keer stevig en… je bent opnieuw bang.

Ja, laat ik mezelf maar niet stoerder voordoen dan ik ben: ik heb nog nooit zo in de piepzak gezeten, om maar eens een oerdegelijke Nederlandse uitdrukking te gebruiken, als gedurende de afgelopen vier dagen (op woensdagmorgen maakten mijn vrouw en ik een afspraak voor een test, maar we konden op zijn vroegst zaterdagmorgen daarvoor terecht bij de GGD). En na de testafname moest ik nog een volle dag wachten op de uitslag. Wat een zenuwengedoe allemaal.

Je ligt ’s morgens vroeg in bed te tobben: waar gaat dit naartoe? Het covid 19-virus is immers nog relatief onbekend en de lichamelijke en geestelijke ongemakken die het met zich mee kan brengen, zijn voorwaar niet gering: chronische beschadiging aan de hartspier, langdurig (definitief?) verlies van geur en smaak, chronische, extreme vermoeidheid, verwardheid, ‘mist in het hoofd’, concentratieproblemen, geheugenproblemen. En ja, je kunt er ook gewoon dood aan gaan, of je nou jong of oud bent.

Ik probeerde me op zo’n moment moed in te praten door mezelf voor te houden dat mannen bij mij in de buurt die enkele jaren ouder waren dan ik zonder al te veel hinder door hun coronaperiode waren gerold.

Maar dat hielp maar even. Het besef dat niemand je écht gerust kon stellen – zoals gezegd, corona is een nieuwkomer, dus er is nog veel over dit virus onbekend – beklemde mij: wie kon mij de garantie geven dat ik niet doodziek zou worden, niet de rest van mijn leven extreem vermoeid zou blijven of in het vervolg niet opgezadeld zou zitten met een haperend geheugen? Juist ja, geen sterveling kon dat. Niemand kon voorspellen hoe vernietigend het virus in mijn lichaam zou gaan rondrazen.

En zo heeft het virus je al in zijn macht, zonder je lichaam daadwerkelijk binnengedrongen te zijn (maar goed, dat weet je op dat moment nog niet).

Vanmorgen (3 januari 2021) kreeg ik in mijn Inbox het bericht ‘De uitslag van uw test is bekend’. Met trillende handen logde ik in, durfde haast niet te kijken en las toen: ‘De uitslag van je test is negatief. Dat betekent dat je op dat moment geen corona had’. Om het eens licht-hyperbolisch te zeggen: de zucht van verlichting die ik toen slaakte had met gemak een fregat van IJmuiden naar Rio de Janeiro kunnen blazen.

Maar we blijven waakzaam, want zoals de grote, wijze Nietzsche zei: ‘Man ist am meisten in Gefahr, überfahren zu werden, wenn man eben einem Wagen ausgewichen ist.’ Oftewel: je loopt het meeste gevaar overreden te worden als je zojuist bent uitgeweken voor een wagen.

Nietzsche’s uitspraak als motto nemend voor de maanden tot de collectieve vaccinatie van de Nederlandse bevolking een feit is, ging ik er vanmiddag op uit voor weer een stadswandeling (de 24e inmiddels). En ik keek met een heel wat zonniger blik naar de dingen om mij heen dan vanmorgen vroeg.

In mijn – misschien wat overdreven – geestdrift voor de dagelijkse dingen was ik een beetje zoals de kleine Marc in het bekende gedicht Marc groet ’s morgens de dingen van Paul van Ostaijen (zie bij het onderschrift van onderstaande foto). Ik kon de wereld weer aan.

In mijn enthousiasme voor de dagelijkse dingen was ik een beetje zoals de kleine Marc in het gedicht van Paul van Ostaijen Marc groet ’s morgens de dingen:
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag’ Daa-ag vis

dag lieve vis
dag klein visselijn mijn

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *