Ik wil geloven
dat de eiken
op mij gewacht hebben.
Ik kijk wederom
door het open kathedralendak
een zondagmiddagwandeling in.
In de volière
exotische vogels
een gaasdikte
van hun vrijheid af.
Het meisje dat door legende
in de grot hier
was opgesloten
had de muren aangekleed
met haar parelmoer
rocaille-leed.
Ze is voorgoed gevlogen
omdat haar tijd
erop zat.
En daar, in het koetshuis
waar ik met een prinses
zonder gevolg
een uitbraak
in scène zette
in een karos
met paarden
door de nacht gedekt
naar een bestemming
die zich raden liet.
De modelspoorlijn
bracht mij binnen
een pygmeeënbos.
Bij de kinderboerderij
de welkomstpapegaai
door zijn slavenenkelband
gehouden aan
zijn toonloze triangel
de tropen
uit zijn veren gelopen
weggezet
als plumeau.
De geitjes gelukkig
even onnozel gebleven.
Uit het zwembad
blijft mij iets roepen
onverstaanbaar
onsamenhangend
over de groene hagen heen
het diepe in
het warme diepe in.