Door het cordon 
om haar vaderland 
smokkelde zij een bloem 
die ging openstaan 
naar het weidsere Nederland.
Uit haar mond wil ik 
het Chinese karakter verstaan.
‘Bij shí, zijn, 
de tong naar beneden krullen.’ 
Ik laat mijn oren hangen 
naar haar lippen.
Geduldig zet zij over en weer 
woorden over.
Als zij lacht 
gaat het venster open 
naar een zonnige meisjeskamer. 
Zij lacht de wereld mooi.
In de smalle kom 
van haar schouders 
ligt een voor mij besloten luwte, 
in de smalle kom 
van haar bekken 
wil ik een loom zwemmende vis zijn.
Er moet een park zijn 
waar een vlinder 
levende broche is 
op haar fleurige jurk 
waar ik treurwilgtakken 
opzij houdt voor haar 
als een kralengordijn.
Mijn gedachten voor haar 
zullen eindelijk opbloeien naar de oppervlakte 
en tussen de lotusbloemen opkijken 
naar de maan.
Een rendez-vous 
van twee talen 
onze monden smeltkroes 
voor een nieuwe 
lingua franca.
© André Degen





 
											