Hopsa, hopsa!

Heer Bommel houdt een van zijn befaamde heildronken bij de ‘eenvoudige
doch voedzame maaltijd’, tot besluit van weer een goed afgelopen
avontuur
.

Een mens leeft bij rituelen. En mijn ritueel voor het weekend is: koffie maken, een klassiek stuk opzetten (voor wie het weten wil: vandaag (12 november 2022) was dat de elfde symfonie van Sjostakovitsj) en uitgebreid de weekendeditie van De Volkskrant lezen.

Zodoende kwam ik de wekelijkse column van Sylvia Witteman tegen, ‘Hopsa’s‘. Witteman heeft het daarin over de ‘klimaateditie‘ van het Marten Toonder-verhaal ‘Tom Poes en de Hopsa’s‘ die ze toegestuurd had gekregen. Hoewel ik het met de beweegredenen van de afzender (Urgenda) niet oneens kan zijn, ben ik altijd huiverig voor kunstwerken die voor het karretje van politieke of maatschappelijke organisaties, hoe sympathiek ook, worden gespannen.

Urgenda-directrice (sorry, ik doe niet aan politiek-correcte woke-schrijfwijze) Marjan Minnesma wijst in haar voorwoord op de parallellen tussen het Toonder-verhaal uit 1974 en de huidige tijd. Zo lijkt het gewetenloze winstbejag van de Oliehandelsmaatschappij in ‘Tom Poes en de hopsa’s’ verdacht veel op de onscrupuleuze praktijken van smeerpijp Shell.

In het verhaal komen Heer Bommel en Tom Poes bij toeval terecht in het dal van de hopsa’s, ‘wier levensmotto is ‘eten, drinken en vrolijk zijn’. Dit wordt veroorzaakt door het lokale rivierwater, dat een bijzondere samenstelling heeft’, aldus Wikipedia. Er heerst daar, kortom, een paradijselijke toestand.

Maar zoiets kan natuurlijk niet blijven. Heer Bommel, in zijn goedige domheid, wil het wonderwater onder de mensen brengen en dan is uiteraard het hek van de dam: de buitenwereld ziet geld in dat huppelwater en gaat dat paradijselijke oord grondig verpesten; het zorgeloze leventje van de hopsa’s is voorgoed voorbij (voor de volledige, zeer uitgebreide synopsis klikke men hier).

Zelf heb ik het Toonder-verhaal uit 1974 vrij recent nog herlezen en na al die jaren was het nog steeds bepaald leesbaar. Een aantal jaren geleden ben ik begonnen met het herlezen van de Bommel-reuzenpockets die mijn broer en ik – geheel in de stijl van Heer Bommel – volgens een ‘herenovereenkomst’ eerlijk verdeeld hadden uit de nalatenschap van mijn ouders (mijn zus had geen belang bij het oeuvre van Marten Toonder).

In mijn jeugd had ik zo’n beetje alle verhalen over het wedervaren van Heer Bommel en zijn niet echt sympathieke en akelig betweterige vriendje Tom Poes tot mij genomen. Als ik het mij goed herinner, kregen mijn broer en ik op de camping De Olde Bârgen bij Dwingeloo onze eerste Bommel-reuzenpocket (met daarin drie verhalen) toen ik elf was.

Ik raakte toen verslingerd aan de avonturen van Heer Bommel en Tom Poes en ik las in de loop der jaren zowat het hele Bommel-oeuvre van Marten Toonder. Vanaf mijn twaalfde heb ik eveneens vele jaren lang de strip uitgeknipt en in plakboeken geplakt, eerst uit het NRC en later uit de Leeuwarder Courant. Ik ging hiermee door tot het laatste, tegenvallende, Bommel-avontuur Het einde van eindeloos, waarin er na 47 jaar tenslotte een einde kwam aan de Bommel-saga.

Net als ik dat had met andere jeugdboeken, vind ik bij de herlezing van de Bommel-reuzenpockets niet de magie van vroeger, maar ja, naarmate je leven voortschrijdt, neemt ook de onttovering toe, dus dat moet ons niet verbazen…

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *