Groeten uit Delfzijl

De schrijver dezes bij het bronzen beeld van Jules Maigret, de beroemdste
commissaris uit de wereldliteratuur
, aan het Jaagpad in Delfzijl.

Gisteren (18 april 2025) ging ik met mijn vrouw per boemeltrein naar Delfzijl. Nu zie ik verschillende van mijn trouwe lezertjes hun wenkbrauwen optrekken en ik hoor ze verbijsterd vragen: ‘André, wat moet jij in godsnaam in Delf-fucking-zijl?’ Goeie vraag. Wat had ik op Goede Vrijdag in deze uithoek van Nederland te zoeken?

Twee weken geleden schreef ik op deze plek al over Georges Simenon (en dat weer naar aanleiding van een column van Peter Buwalda in De Volkskrant). Ik kreeg daardoor het idee weer eens een roman uit de Maigret-serie ter hand te nemen. En ach, waarom dan niet Un crime en Hollande (Nederlandse titel – niet heel verrassend: Een misdaad in Holland), een boek dat zich dichtbij mijn woonplaats afspeelt – namelijk in Delfzijl? Daardoor werd in mij het idee geboren een dag of middag naar de grootste haven van Noord-Nederland te gaan. Un crime en Hollande had ik inmiddels uitgelezen.

Ik wist dat er ergens in ‘Krabbersiel‘ een standbeeld moest staan van de beroemde fictieve commissaris die normaliter Parijs als zijn werkgebied heeft, maar die voor het oplossen van ‘un crime en Hollande’ voor één keer naar Delfzijl trekt. Door op zoek te gaan naar deze statue gaf ik nog een literair tintje aan een middagje dat verder bestond uit pretentieloos shoppen, wandelen en borrelen.

Uitstappen op station Delfzijl is een aparte gewaarwording: na het perron ‘lopen alle sporen dood’, je kunt letterlijk niet verder (later zag ik dat er nog wel rails liggen die nog noordelijker, naar de haven liepen, maar die leken niet meer in gebruik te zijn). De dijk is als het ware het stootblok waartegen de trein naar het havenstadje tot stilstand komt.

Ik verkeerde in de veronderstelling dat het beeld van Maigret pal tegenover het treinstation stond, maar daar stond een grimmiger gedenkteken: twee roestige koffers, waarvan de kleine is gevuld met keien. Op de zijkant van een van de koffers stond een bericht met de typografie van een gedicht, ‘Stilstaan’. Het bleek een monument om het gedwongen vertrek te gedenken van de Joodse bevolking van Delfzijl en omliggende dorpen op woensdag 11 maart 1942. Het beeld van Simenons bekendste hoofdpersonage stond dus ergens anders; wel stond een beeld van het boek van Georges Simenon tegenover het station.

Niet dat het verhaal achter het ‘koffergedenkteken’ ons onverschillig liet, zeker niet, maar deze dag was gewoon te licht (hoewel het niet eens echt zonnig was) om je gemoed te laten verduisteren door het wereldleed. Zoals gezegd, wij wilden van winkel naar winkel vlinderen, wandelen door het havengebied en langs de schipperhuisjes en onbekommerd rode wijn naar binnen gieten.

Op deze Goede Vrijdag was het in Delfzijl nou niet bepaald ‘een drukte van belang’; nee, ‘uitgestorven’ komt meer in de buurt. En zo kwam het dat we echt op zoek moesten gaan naar een horecagelegenheid die open was. Toen ik voor de deur stond van een café waarvan ik de naam niet zal noemen, sloeg de verschaalde bierwalm mij al in het gezicht. Toch stapten we dapper naar binnen.

Om de bar zat een kordon mannenruggen waaruit een niet onwelwillend gemompel opsteeg. Toen de barkeepster aan onze tafel verscheen om onze bestelling op te nemen, vroeg ik om een ‘jus d’orange’ – toch niet een bestelling die bevreemding zou moeten wekken in een horecagelegenheid. Ze keek mij echter aan of ze het in Keulen hoorde donderen. Dus voegde ik er haastig ‘Sinaasappelsap’ aan toe, me meteen daarop realiserend dat die toevoeging nogal neerbuigend kon overkomen, wat zeker niet mijn bedoeling was. ‘Een Heineken uit de tap’ kon dan wel weer rekenen op het onmiddellijke begrip van de barkeepster.

We vonden Delfzijl echt wel charmant, maar haar bevolking kwam op ons erg stug over. Er waren momenten dat we mensen op de stoep rakelings passeerden, maar ze verdomden het gewoon om te groeten. En ik moest denken aan mijn moeder zaliger die in dat soort gevallen provocerend, in opzettelijk letterlijk vertaald Nederlands ‘Then not!’ zei, altijd binnen gehoorafstand van degene(n) die haar groet niet beantwoordde(n).

Enig rondzwerven bracht ons bij het bronzen beeld van Jules Maigret, van wie, zo valt te lezen in La première enquête de Maigret (Het eerste onderzoek van Maigret), dat zijn volledige naam Jules Amédée François Maigret luidt. De volledige doopnaam komt bij mijn weten in de Maigret-reeks verder nooit meer voor.

Ik liet me bij het beeld fotograferen (zie de foto bovenaan deze weblogbijdrage) en toen was mijn ‘missie’ voor deze middag volbracht. Ik had namelijk tegen mijn vrouw gezegd: ‘Delfzijl verlaten zonder dit beeld te hebben gezien is ondenkbaar’ en dat was ze met me eens.

Daarna was er vegetarische tagliatelle met heerlijke tempranillo en cabernet sauvignon. En nadat het mij nog gelukt was, in een ogenblik van onoplettendheid, in een brede, ronde goot in het havengebied mijn linker enkel lelijk te verstuiken, gingen we weer – ja, ja ‘moe maar tevreden’- huiswaarts.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Eén reactie:

  1. Het was een lekker relaxt en veelzijdig dagje. Onverwacht leuk . Met veel mooie en lelijke kunst, veel heel verschillende kerken, stugge mensen maar één onverwacht vriendelijke jongeman, en natuurlijk de zee met een wulp, bonte pieten en kliauwende meeuwen. Heerlijk dagje!

Laat een antwoord achter aan Je vrouw Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *