Vandaag (13 juli 2024) stuitte ik op dit artikel in De Volkskrant (ik probeer de betaalmuur er voor jullie omheen af te breken – ik ben ten slotte Volkskrant-abonnee – maar dat lijkt niet te lukken…): ‘Spermacellen beconcurreren elkaar niet maar werken samen, als renners in een peloton’.
Omdat ik denk dat het grootste deel van het artikel achter een betaalmuur verdwijnt, moet ik het maar even kort voor jullie samenvatten.
Noem het een vroege manier van male bonding, maar het blijkt (aldus het artikel), in tegenstelling tot wat lang de heersende opvatting was, dat spermatozoïden elkaar helpen bij de Grote Overtocht van de mannelijke teelballen naar de vrouwelijke eileider. Als een soort wielerpeloton houden ze elkaar daarbij ‘uit de wind’ en stuwen zo hun snelheid op.
Ook verderop in het traject schieten ze elkaar te hulp: zo wordt bij het bereiken van de eicel wederom samengewerkt, ditmaal om de schil van de eicel gezamenlijk (er zijn dan nog een paar duizend zaadcellen over) af te breken. En de zaadcel die uiteindelijk naar binnen glipt is niet de snelste en/of de sterkste; het is gewoon een kwestie van willekeur. Het idee dat de snelste en fitste cel de race om de eicel wint kan dus de prullenbak in.
Wat mij als domme alfa en niet bioloog trouwens verbaast bij dit hele bevruchtingsproces: dat het vanuit menselijk oogpunt zo moeizaam en inefficiënt gaat. Ga maar na: zo’n 200-300 miljoen zaadcellen worden bij een uitbarsting van het ‘vuurroer der liefde’ bij de ingang van de baarmoeder afgezet. Daarna beginnen ze aan een langdurige en trage gang naar de eileider. Tijdens deze lange reis blijven ’talloos veel miljoenen’ onderweg achter, verdwaald of te zwak. Slechts een paar duizend zaadcellen halen de eindstreep.
Het artikel deed me trouwens denken aan een bezoek dat ik eenentwintig jaar geleden bracht aan het UMCG in mijn woonplaats. Ik was daar voor onderzoek van, eh, ‘mijn mannelijke inbreng voor het tot stand doen komen van een kind’.
Mijn vrouw en ik wilden al geruime tijd een kind en dat wilde spontaan nog niet lukken. Vandaar dit onderzoek. Daarvoor moest ik mij op een morgen om tien over acht melden bij de afdeling die deze problematiek behandelde.
Ik weet niet hoe het met jullie libido staat op dat matineuze uur, beste mannelijke lezers van dit weblog, maar ik kan jullie verklappen dat het mijne rond die tijd nog op stoom moet komen. Gelukkig was daarin voorzien: in de ‘functiekamer’, zoals de ruimte officieel heette waar je moest werken aan je ‘stortingsbewijs’ (ik kan me trouwens voorstellen dat die kamer in de volksmond de benaming ‘rukhok’ heeft gekregen, doch dit terzijde), lagen old school seksboekjes (Chicks en Candy’s, de oudere generatie mannen kent ze nog wel) en je kon ook een libido stimulerende film opzetten.
Tsja, daar sta je dan met je goede gedrag en in je andere een reageerbuisje dat je dus moest vullen met je ‘stortingsbewijs” (nog een hele kunst trouwens als je bedenkt hoe smal die dingen zijn). Maar ja, alles voor de goede zaak, nietwaar?
Maar het heeft allemaal het gewenste resultaat gehad: net toen wij op de drempel van een IVF-traject stonden, werd mijn vrouw spontaan zwanger. En terwijl zij op anderhalf week 41 jaar was, bracht zij een kerngezonde baby ter wereld. En die zuigeling is inmiddels een hele kerel van ruim twintig.
Ik schreef er ooit het volgende gedicht over:
Onderzoek
Ik overhandig de assistente
mijn stortingsbewijs.
Het potje had ik
tegen mijn lichaam gedragen
als een kind
dat mijn warmte
nodig heeft.
Nu zie ik mijn jongens
door elkaar krioelen
in een speels
vrij zwemkwartiertje,
druk, beweeglijk
– net hun vader! –
De warme windstreken
met hun vrouwen
in afwachting
liggen open
voor hun invasie.
Door een floers
kijk ik minzaam
op hen neer
onbereikbaar
als in couveuse.
Zo vaak heb ik hen
achteloos de kou ingestuurd.
Nu moet ik hun leven
sturing geven.
Ze hebben de hand
van een vader nodig.
© André Degen
Op een schaal van 1 tot 10 is dit een welverdiende 10+
Houdt deze koers vast en vergeet de ketting niet optijd te smeren !