Tsja, we geloven je, Malcolm. Reve lustte 'm ook wel.
Vandaag (14 januari 2014) staat er in het culturele V-katern van De Volkskrant een interessant artikel van Wilma de Rek over de relatie die vele schrijvers onderhouden met Koning Alcohol.
De voorbeelden van auteurs die de fles broederlijk naast de inkpot hadden staan – of die die twee regelmatig door elkaar haalden -, zijn legio. Wilma de Rek noemt enkele bekende drinkebroertjes: Malcolm Lowry, Tennessee Williams, Dylan Thomas, Ernest Hemingway.
En uit eigen land: Gerard Reve en Simon Carmiggelt (van wie de uitspraak is: 'De geheelonthouders hebben gelijk, maar alleen de drinkers weten waarom.'). Niet genoemd in het artikel van Wilma, maar een eervolle vermelding waard is de Franse schrijfster Marguerite Duras. Haar consumptiepatroon was bepaald indrukwekkend te noemen: zij zat op een gegeven moment op zes liter wijn per dag…
Nu kun je natuurlijk het standpunt huldigen dat drank het creatieve proces stimuleert, onder het motto 'Een schoepenrad werkt sneller als er meer water doorheen stroomt' (vrij naar de uitspraak van Alexandre Lacroix 'Une roue de moulin travaille plus vite quand le torrent augmente sa force.' uit zijn essai Se noyer dans l'alcool?), maar dit lijkt mij een misvatting.
Tock wordt er in Schrijversland regelmatig gegniffeld over 'de inspiratie komt je tegemoet, als je de fles maar opendoet'. Zelfs vakbroeders (die toch beter zouden moeten weten) en intelligente lezers huldigen het standpunt dat de inspiratie vanzelf wel begint te vloeien, als ook de drank gaat stromen.
Ik wil geen party pooper zijn, dus als mensen mij hierover aanspreken, grijns ik welwillend mee en beaam volmondig dat alcohol en inspiratie hand in hand gaan. Give the people what they want, Ray Davies zong het al. Dus als mensen van mij willen horen dat schrijvers alleen onder invloed goed kunnen presteren, zij hun zin, wie ben ik om dat levensgrote misverstand uit de weg te ruimen, als dat het zo goed doet? Maar eigenlijk vind ik het onzin.
Alcohol verlaagt hooguit je kritische drempel; je bent in een drankroes geneigd invallen als geniaal te betitelen die in het grelle ochtendlicht, met een nuchtere blik heel wat minder briljant zijn.
Ik ben geen calvinist, maar als de alcohol al een rol in mijn schrijversleven speelt, is die er een van 'beloner' en 'demper' na een dag hard werken. Oftewel: eerst ijverig (en broodnuchter) je quotum voor die dag bij elkaar schrijven en na afloop jezelf belonen met een heerlijke rode wijn, 'Gods eigen bloed', zoals dear old Gerard Reve deze edele drank betitelde.
Dit alles gezegd hebbende, wil ik graag in stijl eindigen met Motto uit Dronkemansgedichten van Gerard Reve. Daarna volgt Onthouding van mijzelf, want laten we elkaar geen mietje noemen: ik houd ook wel van een slokje. Zoals ik het zelf eens uitdrukte in mijn gedicht De Opperdrinker: 'In de regatta der zuipschuiten/Lig ik aardig op koers', maar vergeleken met al die drankorgels die Wilma de Rek in haar artikel opvoert, ben ik maar een kleine jongen ('ben ik maar klein bier' wilde ik haast zeggen). En dat wil ik graag zo houden.
Motto
Wat zegt u daarvan? Een mens hoort ervan op:
opgehouden met roken, ben ik, acht en dertig jaar oud,
begonnen met gedichten te schrijven.
Zuipen en de rest net als vroeger.
© Gerard Reve
Onthouding
Het ontkurkmoment uitstellen
de wijzers over het hoogste
punt duwen
Tot dat ogenblik is de dag
besluipen van de roodhals
roerloos in verradelijke sluimer
dan gaat hij ademen
Wijn kom tot mij
mijn rode loper
ligt voor jou uitgerold
mijn huig baldakijn
overhuift dit juichmoment
Losser de relatie
met de zwaartekracht
de gestage stroom
sleep de scherpe kantjes af
van de spijt
dat het echte leven
nooit op gang kwam
Op het bed sloeg
het lichaam te pletter
de volgende morgen
botten, vlees, spieren
in een monsterverbond
Het aftellen begint weer.
© Andr� Degen