
Op mijn verjaardag (25 mei 2025) was ik in Amsterdam. Ik wilde absoluut niet in mijn huis zijn, om mijn 62e verjaardag maar niet thuis te hoeven vieren. Nee zeg, niet wéér heen en weer rennen om de gasten te plezieren met gebak, hapjes en drankjes. En dan nóg van een van hen stekelig te moeten horen: ‘Zitten we weer in een kringetje.’ (ja, lul, wat wil je anders op een verjaardag? dacht ik toen ik dat hoorde; een paar in de tuin, een stel boven in de slaapkamer, weer enkelen op de gang en de rest in de keuken? Sodemieter toch op, man!)
Nee, alsjeblieft, zeg, ik moest er – net als vorig jaar trouwens – niet aan denken. Zoals ik me nu voel, denk ik niet dat ik ooit nog een verjaardag ’traditioneel’, in een kringetje, ga vieren. Jammer wel dat je daarmee ook je cadeaus misloopt. Maar ja, die flessen drank en dat doucheschuim zou ik dan zelf maar kopen.
Ik had als reisdoel aanvankelijk de Zaanstreek gekozen: Zaanstad, Wormer, Krommenie, omdat ik die regio eigenlijk nauwelijks kende; ja, ik was ooit, lang geleden, een paar uur aan de Zaanse Schans geweest, maar dat was het ook wel qua kennis van die contreien. Maar aangezien mijn zoon en zijn vriendin ook met mijn vrouw en mij mee gingen, leek Amsterdam een aantrekkelijker reisdoel.
Hoewel… Amsterdam: daar was toch zoveel grimmig gedoe het laatste halfjaar? Een ‘jodenjacht‘ in 2024, de opening van het Holocaustmuseum die Beste Lokale Bestuurder 2024 Halsema volledig uit de hand had laten lopen, Pro-Palestijnse demonstranten relschoppers die voor miljoenen vernielingen hadden aangericht in het UvA-gebouw (waarbij – schandalig genoeg – de UvA de schade niet op de daders kan/wil verhalen, omdat niet duidelijk zou zijn wie welke schade heeft aangericht), oftewel: was het nog wel zo gezellig in onze hoofdstad? Ik zal maar meteen spoileren: ja, dat was het nog wel.
Gedurende onze dag in Amsterdam zag ik her en der een paar verspreide Palestijnse vlaggen (wrang genoeg wel een op nog geen twintig meter van het straatnaambordje Jodenbreestraat…), maar dat was het wel; geen hetzerige haatdemonstraties tegen Israël en/of het joodse volk, geen bekladde stolpersteine. Gelukkig.
Natuurlijk, het is standaard wat je doet in zo’n grote stad als Amsterdam: je bekijkt mooie gebouwen, noemt weer eens de verschillende gevels van huizen, als je langs de grachten loopt (trapgevels, klokgevels, halsgevels, puntgevels, etc.), je shophopt wat en strijkt neer op een terras waar je bier/rosé/rode wijn naar binnen giet en een portie nachos met gesmolten kaas en jalapeños naar binnen , eh, tjapt. En blijft in alles uiteraard de toerist.
Het was me indertijd in Parijs al opgevallen: een Parijzenaar kijkt nooit omhoog naar een fraaie gevel of een mooi smeedijzeren balkon; als iemand omhoogkijkt om die wél te bewonderen, dan is het altijd een toerist. In Amsterdam zal het niet anders zijn.
Gedurende de dag kreeg ik vele apps en telefoontjes en stiekem deed dat me wel goed. Ik wilde dan in mijn eigen huis geen aandacht besteden aan het feit dat ik een jaar ouder was geworden, maar daarom mochten anderen daar nog wel bij stilstaan! En dat deden ze gelukkig ook in groten getale.
Ik kom al wat jaartjes in Amsterdam, maar het verbaast me elke keer weer dat ik nieuwe stegen/straten ‘ontdek’. Nu ook weer: Spooksteeg, Rusland, Moddermolenstraat, Onkelboerensteeg en – mijn favoriet-: de Kikkerbilssluis.
Voordat ik naar Amsterdam ging, had ik de ambitie om nu eindelijk eens hét overweldigende prozagedicht à la ‘Villes’/Ville‘ uit Illuminations van Arthur Rimbaud over Amsterdam te gaan schrijven (ik neem me dat al jaren voor), maar die aspiratie moest ik nog even in de ijskast zetten. Zodra dat af is, zal ik het jullie laten weten.





