Het is Allerzielen 2020 (2 november, voor de niet-katholieken onder ons en dat zijn er heel wat) en we gaan onze achtste maand in van de coronacrisis.
Morgen is er weer een persconferentie van de Schippers die ons door de woelige coronagolven leiden, onze minister-president Rutte en Minister van van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (en tevens viceminister-president) De Jonge. Dan zullen er weer speciale, aangescherpte regels bekend worden gemaakt.
We zitten dus nog midden in de virusellende. Sommige mensen worden daar harder door getroffen dan anderen. De Volkskrant voert vandaag drie mensen ten tonele die met het inzetten van hun neus hun geld moeten verdienen: een sommelier/wijntaxateur, een meester-patissier en een kookboekenschrijfster.
Alle drie zijn ze (tijdelijk?) hun reuk- en smaakvermogen kwijtgeraakt door het covid 19-virus. Hidde de Brabander, de meester-patissier, heeft drie volle maanden niks geroken (een hel, lijkt mij) en nu zijn reukvermogen is teruggekomen, is dat nog geen reden tot juichen:
‘Nu is er wel wel weer het een en ander terug, maar veel geuren zijn vervormd. Ik was altijd dol op goede koffie, maar nu smaakt het alsof ik een asbak leeglik. Vanille ruik ik weer heel intens, maar er is ook een hele categorie geuren die allemaal hetzelfde ruiken: benzine, mijn barbecue, een viswinkel: dat heeft allemaal dezelfde chloor-achtige lucht.’
Dan vervolgt De Brabander filosofisch: ‘ik mis het ruiken echt heel erg. Je loopt gewoon zo veel mooie ervaringen mis: het plezier in eten, de geur van mijn kinderen en mijn huis. Ik vond geur altijd al het mooiste zintuig, omdat je daarmee zo dicht bij je herinneringen komt, het is zo direct en onmiddellijk, heeft een eindeloze diepte en complexiteit. Nu ik mijn reuk al zo lang kwijt ben, realiseer ik me des te meer: smaak is niks. Er is niet zoiets als de smaak van steranijs of vanille. Alle nuance zit in de geur.’
Vooral die zin ‘Ik vond geur altijd al het mooiste zintuig, omdat je daarmee zo dicht bij je herinneringen komt’ sprak mij aan, omdat het mij direct À la recherche du temps perdu in herinnering bracht. Ik wil niet zeggen dat er zonder reuk- en smaakvermogen geen Op zoek naar de verloren tijd geweest was, maar de eerste keer dat de ik-persoon van Proust overweldigd wordt door zijn ‘onwillekeurige geheugen’, het geheugen dat je zonder nadenken een herinnering van heel vroeger onaangetast, in zijn volle kracht en zeggingsvermogen aanreikt, is wanneer hij de smaak van een in thee gedoopte madeleine proeft.
Het deed me denken aan de reuk- en smaakloze periode die ik afgelopen januari meegemaakt heb. Die duurde ‘maar’ negen dagen, maar dat was me lang genoeg.
Als je helemaal niets meer ruikt, schuifel je rond in een onwezenlijk universum. Dat klinkt overdreven, maar zo voelt het echt. Ik kwam in die ‘periode zonder smaak of kraak’ eens in een supermarkt. Normaal beweeg je je door een scala aan geuren die je van eerdere bezoeken kent: die van de de zuivelafdeling, de groente- en fruitafdeling, de bakkerijafdeling. Nu rook ik helemaal niets. Het was of ik alles en iedereen vanachter een glasplaat zag.
Eten en drinken waarvan ik de geur en smaak door en door kende bracht niets teweeg op mijn geurreceptoren c.q. mijn smaakpapillen. Ik hapte in een broodje kaas, wachtte op de bekende smaak en … er kwam niets. Ik had net zo goed een hap karton kunnen nemen. Alcohol liet ik die negen à tien dagen ook staan, waarmee ik indirect bewees geen alcoholist te zijn; ik dronk niet, aangezien ik bier, wijn, whisky, etc. toch ook zeker voor de smaak tot mij neem.
Achteraf heb ik weleens gedacht of ik niet corona heb gehad in die tijd. Ja maar, dat kwam pas half maart onze kant op, zullen jullie zeggen. Dat weet ik, het klinkt erg onwaarschijnlijk, maar als je dit leest, is het niet onmogelijk; ik ben begin januari namelijk in Straatsburg geweest.
Nou, hoe dan ook, ik heb er niets aan overgehouden. Ook niets positiefs helaas, want we weten sinds een tijdje dat wie eenmaal corona heeft gehad niet gevrijwaard is van een nieuwe besmetting…