Gotta catch them all!

Vandaag (18 juni 2021) snijd ik eens een heel ander onderwerp aan dan jullie van mij gewend zijn: het jubileum van het Pokémon-concept. Het fenomeen Pokémon – in al zijn verschijningsvormen (er bestaan, onder andere, games, speelfilms, tv-series, stripboeken en ruilkaarten die Pokékon als onderwerp hebben) bestaat namelijk een kwart eeuw.

Het zal 2008 zijn geweest dat de creatie van geestelijk vader Satoshi Tajiri ‘in mijn leven kwam’. Mijn zoon was toen vier jaar oud en op een dag kwam hij thuis en wilde naar een tekenfilm kijken met allemaal vreemde wezens. Ik vond het eerst maar niks, met al die stomme gevechten.

Maar Pokémon bleek een blijvertje te zijn; het was geen rage, zoals loomen, de haakhype die de zomer van 2014 kleurde, maar waarvan daarna niets meer vernomen is (welke ouder met in 2014 jonge kinderen heeft niet nog een plastic bak vol felgekleurde elastiekjes ongebruikt ergens op de rommelzolder staan? Ik in elk geval wel).

Onder het motto ‘If you can’t beat them, join them’ ging ik al snel overstag. En, zoals dat wel vaker gaat met dit soort dingen: ik begon Pokémon steeds meer te waarderen. Met mijn zoon keek ik zo’n beetje alle films, leerde Ash, Max, Misty en Brock kennen, kocht met hem pakjes kaarten en schafte tijdschriften aan met de Pokémon-helden en leerde alles over ‘gras’-, ‘psychische’ en ‘legendarische’ Pokémon.

In de zomer van 2008 ging ik met mijn zoon en mijn vrouw naar Kroatië. In Zagreb kochten we toen een Pikachu-wekker voor onze zoon en toen ik op een camping eens bellen voor hem blies, liep hij met beide armen maaiend door de wolk zeepbellen die ik geblazen had, onderwijl roepend dat hij Geodude was. Oftewel: de zomer van 2008 stond helemaal in het teken van Pokémon.

Op een morgen (het was half acht) lag ik naast onze zoon die al klaarwakker was en onrustig in zijn slaapzak lag te woelen. Hoewel ik echt wel een matineus type ben, vond ik half acht wat aan de vroege kant om al op te staan. Maar zoonlief blééf maar woelen en draaien en op een gegeven moment verklaarde ik mijzelf maar wakker. Ik deed mijn ogen open en…lag pal oog in oog met mijn klaarwakkere zoon. Zonder overgang (dus zonder een openingszin als ‘Lekker geslapen, pap?’) vroeg hij mij met een ernstig gezicht: ‘Zullen we een Pokémon-gevecht doen?’

Inwendig bescheurde ik me om zo’n grappig-plompverloren vraag op de vroege morgen, maar ik zei met een uitgestreken gezicht: ‘Dat is goed.’ Op zo’n ogenblik besef je dat je niet helemaal voor niks hebt geleefd.

Mijn zoon is inmiddels zeventien en… nog altijd is zijn liefde voor de creaties van Satoshi Tajiri niet gedoofd. Onlangs maakte ik een heuse Pokémon-revival bij hem mee: hij wilde alle oude films weer een keertje zien. Die kregen nu weer een nieuwe dimensie voor hem: hij moest nu erg lachen om de teksten van Team Rocket (die inderdaad erg melig zijn).

Verder handelt hij momenteel in Pokémon-kaarten. Als ik hem mag geloven, houden die hun waarde (dus anders dan de bitcoin en andere cryptomunten). En het zijn bepaald geen misselijke bedragen waar het dan om gaat (voor de goede orde: mijn zoon handelt niet in dat soort kaarten; bij hem gaat het om kruimelwerk. Met deze disclaimer wil ik potentiële inbrekers-gelukzoekers ontmoedigen).

O ja: mijn favoriete Pokémon is trouwens Pikachu. Ik vind het nog altijd schattig (en ik ben toch pas 58) dat Pikachu als enige niet terug in een Pokébal hoeft; hij mag bij trainer en maatje Ash op de schouder zitten, zoals sommige mensen een rat op de schouder hebben. En wat ik ook grappig vind is dat Pikachu meegaat in het enthousiasme van Ash met het opgetogen kreetje ‘Pika!’Pika!’ Jullie merken het al: stiekem ben ik in de loop der jaren best een Pokémon-fan geworden.

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *