Mijn vader,
op de tennisbaan
helaas onverslaanbaar
in onsportiviteit,
begon altijd
te tellen in het Engels
als hij ruim voor stond.
Ik wist dat die toestand
nooit lang kon duren:
Twee goede ballen van mijn kant
en de vreemde taal aan de overkant
verstomde alweer.
Hoewel ik graag wilde winnen
koesterde ik die ogenblikken
van surrogaat-vrolijkheid
waarin Engels de voertaal was.
Want zodra de Nederlandse telling
weer in zwang kwam
vlogen de vloeken
naar alle hoeken van de baan.
Bij ‘Thirty-love!’, ‘Forty-love!’
zat ik even in de luwte
van geraas en getier
zoals een tennisser
spelend in de brandende zon
tijdens de gamewisselingen
even mag uitblazen
in de schaduw van de parasol.
© André Degen