Ik ben bepaald geen wielrenliefhebber, maar nu dezer dagen de Tour de France op Radio 1 verslagen wordt, volg ik de Ronde als ik in de auto naar mijn werk ga.
Eergisteren (1 september 2020) werd de etappe Sisteron – Orcières-Merlette verreden. Boeiuh!! zullen jullie roepen en ik zou dat jullie nazeggen, ware het niet dat de naam Veynes viel (het onooglijke plaatsje werd genoemd, omdat daar de eerste en enige tussensprint van de dag plaats zou vinden).
Veynes… die naam was de ‘Sesam, open u’ voor mijn geheugen. Hij voerde mij terug naar ruim vijftig jaar geleden. En de herinnering waar ik aan bleef haken was niet bepaald prettig.
We stonden in de zomer van 1975 of 1976 op een camping in Montmaur, een dorp in de Hautes-Alpes. ‘We’ zijn het gezin Degen en het gezin B…, een oom, tante plus mijn neef en mijn nicht met wie wij op vakantie waren.
Op een dag nam oom J… mijn neef en mij mee naar Veynes, een dorp zeven kilometer ten zuidwesten van Montmaur.
Wat we daar precies deden weet ik niet meer en het doet er ook niet toe, maar op een gegeven moment viel mijn begerig oog op een portemonnee, zoals die bovenaan deze bijdrage staat afgebeeld.
Ik was al door mijn zakgeld van die week heen en had dus geen geld om de portemonnee te kopen. Geen nood, mijn neef wilde me de tien franc wel lenen om het ding te kopen. Geregeld; ik leende het bedrag en zou dat zo snel mogelijk aan mijn neef terugbetalen. Hij deed daar niet moeilijk over.
Niks aan de hand, zou je zeggen, maar dat was te naïef gedacht: op de weg terug naar de camping kreeg ik – voor mij volkomen onverwacht – een donderpreek van mijn oom. ‘Als ik jouw vader was, zou ik jou die tien franc geven en een trap onder de kont,’ beet hij mij toe vanaf de bestuurdersplaats.
Ik zat op de achterbank samen met mijn neef bedremmeld te wezen. Let wel, ik was twaalf of dertien jaar en had deze donderslag bij heldere hemel totaal niet aan horen komen.
Toen niet, maar nu wel vroeg ik mij af hoe iemand in godsnaam zó kleinzielig (en kwaadaardig) kan zijn: een volwassene (zelfs nog familie, zij het geen directe) voer uit tegen zijn oomzeggertje omdat dat van zijn neef tien franc (omgerekend was dat toen drie gulden en dertig cent!) had geleend, nota bene een luttel bedrag dat hij de dag daarna al aan zijn ouders zou vragen, om het netjes terug te betalen. Dus waar deed die kerel zo moeilijk over?
Hoe mijn ouders mijn relaas over deze laaghartige reprimande van mijn oom J… opnamen, weet ik niet meer, maar hen kennende denk ik dat ze verontwaardigd hebben gereageerd, want zelf hadden ze ook al diverse akkefietjes met hem meegemaakt die, laten we zeggen, in lijn lagen met zijn tirade tegen mij.
Als ik foto’s van Veynes op internet bekijk, ziet het eruit als een doorsneedorpje in Zuid-Frankrijk; best vriendelijk en gezellig. Maar door de hierboven beschreven ervaring schuift bij het horen van de naam ‘Veynes’ voor mij het afstotelijke gezicht van kleinzieligheid voor een zorgeloos, zonnig kiekje dat mijn familieleden voor ogen hadden als ze aan het dorpje dachten.