Adder in het Bargerveen
Vandaag (7 april 2019) was de eerste officiële warme dag van het jaar en wat doe je dan? Dan trek je eropuit, de paden op, de lanen in, vooruit met flinken pasch!
Ik had onder dat motto met vrienden afgesproken in het Bargerveen, een 2100 hectare groot natuurgebied dat grotendeels bestaat uit hoogveen. Ik zou daar met hen gaan vogelen. Het was al (te) lang geleden dat ik op pad was gegaan om vogels te spotten, dus het was hoog tijd mijn vogelgids uit de kast te trekken, mijn Swarovski om mijn nek te hangen en mijn bergschoenen aan te doen.
Het deed me goed visueel weer op scherp te staan en voor enkele uren alleen maar oog te hebben voor alles wat om mij heen kwetterde, fladderde, zweefde en neerstreek.
Maar het was zaak niet alleen in de lucht en in bomen te kijken, maar ook naar beneden, naar de grond, want daar vertoonden zich- al vrij in het begin van onze wandeling – drie zich in de zon koesterende adders.
‘De adder, de levendbarende hagedis, de nachtzwaluw, de velduil, de blauwe kiekendief, de grauwe klauwier en de dodaars behoren tot de fauna van het reservaat’, lees ik op Wikipedia, maar hoewel ik mijn oren en ogen toch echt goed open had op deze zonnige zondag, zou ik, behalve die drie adders geen van bovengenoemde dieren zien.
Wél de blauwborst, de roodborsttapuit (volwassen mannetje), de rietgors en de bruine kiekendief, om maar een paar vogelsoorten te noemen die voor onze lenzen verschenen.
Een paar keer klonk de roep van een vogel die ik niet thuis kon brengen. Op dat soort momenten betreur ik het altijd dat ik niet de kennis heb van mijn vogelvriend L…v…W… of dat hij niet in de buurt is, want hij is een professionele ornitholoog en zou die door mij niet te determineren vogelsoorten moeiteloos kunnen classificeren.
Maar goed, L… is no longer around, vogelexcursies onder zijn bezielende leiding zijn voorgoed verleden tijd; hij heeft het onderhand veel te druk gekregen en hij zit nu als vogelgids voor een reisorganisatie een groot deel van het jaar in Gambia, in Marokko of op Sri Lanka, dus ik zal het voortaan zonder zijn jaloersmakende kennis moeten doen.
In de verte, schemerend door het riet, zag ik de rokende schoorstenen van een industriegebied en ik dacht aan de natuurreservaten die ik op Mallorca en in Turkije had gezien. Ook daar had de vervuiling als het ware ‘aan de deur geklopt’: in de vaarten die als (min of meer) natuurlijke begrenzing van het Parque Natural de S’Albufera dienden dreven indertijd grote stukken piepschuim…
Ja, ‘wat is natuur nog in dit land?/ Een stukje bos, ter grootte van een krant,/Een heuvel met wat villaatjes ertegen’ dichtte Jacques Bloem bijna zeventig jaar geleden al. Vriendin Inge memoreerde deze dichtregels in het begin van onze ornithologische voettocht.
Ja, wat is natuur nog in dit land? In ieder geval heeft het niets meer met ‘natuurlijk natuur’ te maken, want over elke vierkante meter Nederlandse ‘natuur’ is vergaderd, elke centimeter is uitgedacht en er wordt eindeloos geknutseld aan het Nederlandse landschap. Zo ook aan het Bargerveen. Het percentage ‘woeste grond’ in onze eens ‘gezellige moerasdelta’ (Reve dixit) is inmiddels gedaald tot enkele luttele procenten. En dan nog is het begrip ‘woeste’ nog zeer relatief, want het ‘oer’gehalte van die ‘woeste gronden’ is nihil.
Maar goed, deze dag bood veel zonneschijn en prachtige vogels, dus ik wil deze bijdrage niet laten wegschemeren in sombere bespiegelingen. Voor zwartgallige overpeinzingen over de natuur kun je hier terecht…