Vandaag (8 december 2018) moest ik ineens denken aan De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera en dan in het bijzonder over de bladzijden die hij wijdt aan het fenomeen ‘kitsch’.
Kundera’s bestseller heb ik integraal nog niet weer herlezen (iets wat ik wel van plan ben te doen), maar de passages over kitsch heb ik menigmaal tot mij genomen.
Ik kwam daarop door een rubriek die wekelijks staat in de zaterdageditie van de Volkskrant. Philippe Remarque refereert in zijn evaluatie De week van de hoofdredacteur aan het aangrijpende verhaal van Derakshan en Maartje. Remarque noemt in zijn column ook de tranen die het verhaal van Ellen de Visser Claudia de Breij ontlokte.
Voor de goede orde: het relaas Leven in de plaats van Maartje zal slechts weinigen onberoerd laten: als de veertienjarige Maartje in 2004 hoort dat de kanker bij haar is teruggekeerd, weet ze dat ze ten dode is opgeschreven. Daarop schrijft ze een brief aan de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken Rita Verdonk.
Daarin stelt ze dat ze als het ware haar plaats afstaat aan haar uit Afghanistan gevluchte vriendin Derakshan; zij overlijdt toch binnenkort, dus kan haar vriendin die net te horen heeft gekregen dat ze terug moet naar haar vaderland, die openvallende plek innemen.
Veertien jaar na dato heeft Derakshan de droom van haar vriendin (en van haarzelf) waargemaakt: ze werkt als oncoloog in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis.
Ik zal de laatste zijn om te beweren dat dit geen ontroerend verhaal is en als iemand hier tranen om vergiet, zal ik hem of haar zeker niet belachelijk maken, maar juist het publiekelijk delen van die ontroering maakt het onwaarachtig, maakt het tot kitsch. Waarbij het zeggen dat je aangedaan was door het relaas van Maartje en Derakshan nog wat anders is dan het tonen van een foto waarop je geplengde tranen te zien zijn.
Kundera schrijft in zijn succesroman het volgende over kitsch:
‘Het door kitsch opgeroepen gevoel moet uiteraard dusdanig zijn dat massa’s dat kunnen delen. Kitsch kan daarom nooit stoelen op een bijzondere situatie, maar op basisbeelden die in het geheugen van de mensen zijn gegrift: ondankbare dochter, in de steek gelaten vader, kinderen die over een grasveld rennen, verraden vaderland, herinnering aan de eerste liefde.
Kitsch wekt vlak achter elkaar twee tranen van ontroering. De eerste traan zegt: Wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan zegt: Wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan maakt kitsch pas tot kitsch.’
De tranen die Claudia de Breij in het echt heeft geplengd kunnen best waarachtig zijn, maar door die tranen te twitteren maakt ze die eerste tranen tot ware kitsch.