Nog even over gisteren (21 september 2016). Ik was toen bij een mini-college van hoogleraar van de geschiedenis van de psychologie Douwe Draaisma. Dit liep over in een interview met Coen Verbraak die we kennen van indringende portretten van psychiaters.
Deze avond was georganiseerd door Studium Generale (een instantie die voor dit soort initiatieven niet genoeg geprezen kan worden). Het thema: de invloed van de toekomst op herinneringen.
Dat Draaisma erg geïntrigeerd is door het geheugen zie je terug in de boeken die hij schrijft: Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, Vergeetboek, Heimweefabriek , ze gaan allemaal over de werking van het (ouder wordende) geheugen. En ook zijn nieuwe boek Als mijn geheugen me niet bedriegt gaat daarover, zoals de titel al duidelijk aangeeft.
Draaisma vat zijn fascinatie voor het geheugen als volgt samen: ‘Ons geheugen is het centrum van ons bestaan. Van wat we zijn. Het staat boven al het andere. Valt je geheugen weg, dan heb je geen persoonlijkheid meer, geen intelligentie, geen waarneming. Het is het centrum van alles.’
Het geheugen mag dan het centrum van alles zijn, maar het kan je behoorlijk parten spelen. Bovendien kunnen latere beelden ‘in de herinneringen schuiven’.
Zo noemde Draaisma het voorbeeld van mensen die ten tijde van de moord op Kennedy (voor de kijkertjes die later hebben ingeschakeld: dat was 22 november 1963) journalist waren (waaronder dear old Koos Postema, jullie weten wel, die van ‘Glasgenoten‘).
Dezen beweerden stellig dat ze het beroemde (beruchte) Zapruderfilmpje van de moord de avond van de moord gezien hadden. Terwijl dat, aldus Draaisma, vier jaar na de aanslag op Kenndey in een kluis had gelegen voordat het aan de wereld werd getoond.
Hij gaf ook een voorbeeld uit eigen ervaring. Toen de Challenger in 1986 explodeerde, meende Draaisma zeker te weten dat hij achter de ontploffende raket de staalblauwe hemel zag. Ondanks het verschrikkelijke van het ongeluk vond hij dat een mooi contrast. Totdat zijn vrouw hem uit de droom hielp: in die tijd hadden ze nog helemaal geen kleurentv…
Draaisma opent zijn boek Vergeetboek met de verzuchting ‘Als dit je geheugen mocht zijn.’ En vervolgens schetst hij een archiefkamer waar alle informatie keurig gerubriceerd en geordend in rijen staat. Je kunt daar een map uitnemen, de informatie die je zocht eruit nemen en daarna de map weer op dezelfde plaats terugzetten, waar hij tot in de lengte van dagen zal wachten totdat er weer iemand inlichtingen nodig heeft.
Maar – helaas – zo is het geheugen niet; Draaisma vergeleek het met een dampend oerwoud waar van alles woekert, allerlei dingen over elkaar heen kruipen, elkaar wegdrukken en verstikken. We hebben, zo betoogde Draaisma, geen regie over ons geheugen. We denken ten onrechte dat het een orgaan is, een instrument dat wij naar eigen believen kunnen bedienen. Maar het geheugen is eigenmachtig.
Gebeurtenissen uit je latere leven kunnen bovendien je herinneringen kleuren. Om Marten Toonder te parafraseren: wat in je jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op oudere leeftijd.
Dit lijkt een nogal cryptische uitspraak, maar Draaisma verduidelijkte dit met een indringend voorbeeld. Hij noemde een broer en een zus die er zeker van dachten te zijn wie hun vader was. Totdat de zus ging twijfelen en aan haar broer toevertrouwde dat ze dacht dat de bloemenman hun echte verwekker was. De broer stoof aanvankelijk op, zei dat hun moeder nooit vreemd zou gaan.
Maar het zaadje der twijfel was gezaaid en de uitspraak van zijn zus ging rondspoken in zijn hoofd. En alles viel voor hem op zijn plaats toen hij zich herinnerde dat, elke keer als de bloemenman bij hen aan huis kwam, hij in de cabine van diens vrachtwagen mocht spelen. Oftewel: door het latere voorval (de twijfel van zijn zus) ging hij een oude herinnering in een ander licht zien.
Samengevat: het geheugen is een bedrieger waar je je hele leven aan vastgeklonken zit. Je bent gedwongen spullen in bewaring te geven bij iemand van wie je weet dat hij dingen verdonkeremaant. Maar… je kunt niet zonder hem en je kunt niet van hem af. Je bent volledig afhankelijk van hem.
Fijne conclusie: we zitten ons hele leven opgescheept met iemand die we dachten te kunnen vertrouwen, maar die zo onbetrouwbaar is als de neten. En aan die persoon zijn we genoodzaakt onze meest dierbare spullen in bewaring te geven, terwijl we weten dat hij er niet zorgvuldig mee omspringt. Maar die persoon is tegelijk oppermachtig, want hij bepaalt hoe wij ons leven zien. Anders gezegd: als ik met weemoed terugdenk aan ‘die goeie ouwe tijd’, dan denk ik terug aan iets wat nooit zo heeft bestaan. Mmm…