
Vandaag (16 november 2025) besloot ik te profiteren van het zonnige weer. Daarvoor moest je wel vertrouwen hebben in het weerbericht, want de ochtend was nog grauw; maar goed, niemand minder dan Willemijn Hoebert had gisteravond gezegd dat de zondag zijn naam eer aan zou doen en als zij het zegt, wie ben ik dan om aan haar woorden te twijfelen?
Toen ik om half elf in de trein naar Appingedam zat, leek echter niets erop te duiden dat het inderdaad een stralend zonnige dag zou worden, maar om een uur of twaalf was het of een machtige adem in één keer het dikke wolkenfront wegblies (zie foto hieronder). Was het misschien de adem van God Zelf? Het was vandaag tenslotte de Dag des Heeren…

Het dichte wolkenfront bleef hangen boven Appingedam en ik liep vanaf het middaguur onder een stralend blauwe hemel. En dat zou zo blijven de rest van de tijd dat ik de routebeschrijving van de zogenaamde ‘Groene Wissel 237‘-wandeling volgde (geen idee trouwens hoe men aan die naam komt).
Deze wandeling had als begin- en eindpunt het treinstation van Appingedam en was echt een ‘kerkenpad‘: hij voerde langs vier schilderachtige kerkjes (waaronder de sfeervolle Mariakerk in Krewerd).
Behalve cultureel was er ornithologisch ook nog het een en ander ’te halen’ tijdens deze wandeling: ik hoorde – én zag – verschillende keren een wulp en ik verbaasde mij over de aanwezigheid van de Numenius arquata in ons land, zo laat in het jaar: wulpen trokken toch in het najaar en masse naar warmere streken in het zuiden, net als de grutto en de kievit? (die laatste trof ik trouwens ook nog – in vrij grote getale nog wel – in de weilanden westelijk van Appingedam aan)
Toch maar even de site van de Vogelbescherming erop nageslagen. Blijkt de wulp inderdaad weg te trekken: ‘Noordelijke broedgebieden worden geheel verlaten. Trekt naar landen met mild winterklimaat’), maar even verderop lezen wij: ‘Grote aantallen ’s winters in West-Europa, met concentraties in getijdengebieden’ en: ‘In het najaar raakt bij ons het diepe binnenland leeg, terwijl de kustgebieden juist volstromen met wulpen.’ Waarvan akte. (Thuis zou ik vaststellen dat er vandaag door het hele land wulpen zijn gesignaleerd)
Verder scheerde er nog een bruine kiekendief laag weg over een weiland. En niet lang daarna vloog er een sperwer over. En, o ja, de grote zilverreiger is al bijna zo gewoon geworden dat ik hem haast zou vergeten te vermelden, terwijl het toch een prachtig sierlijke vogel is.
‘Genoemde afstanden zijn bij benadering’ stond er bij de routebeschrijving die ik had gedownload. Nou was dat wel heel erg bij benadering: voor de ‘Groene Wissel 237’ stonden 14 kilometer aangegeven, maar mijn biometrische horloge gaf aan het eind van de rit toch echt aan dat ik 18,9 kilometer had afgelegd. En ik was nauwelijks van de route afgeweken.
Bij het uitstappen op station Groningen Noord zag ik een ex-leerlinge van de school waar ik vier jaar les/begeleiding had gegeven en die helaas heeft moeten stoppen. Om mij moverende redenen was ik haar liever niet tegen het lijf gelopen. Maar ze was zo verdiept in haar telefoon dat ze me helemaal niet opmerkte. Zo heeft die schermverslaving dus af en toe ook nog wel zijn nut.
Het betekende wel dat ik weer thuis was; in de buurtschapjes Arwerd, Krewerd en Jukwerd was ik zo-even helemaal los geweest van de dagelijkse beslommeringen, nu werd ik weer geconfronteerd met de minder rooskleurige realiteit.